Vijf studentenverenigingen dreigen subsidie van HU en UU te verliezen

Verenigingsdebat tijdens de Utrechtse Introductie Tijd 2018. Foto: DUB

Bij de driejaarlijkse toetsing van de universiteit en hogeschool bleek dat meer dan 20 procent van de leden van studentenverenigingen UVSV, USC en Biton en sportverenigingen De Domrenner en SBU niet (meer) aan de HU of UU studeert. Daarmee voldoen ze niet meer aan de voorwaarden voor financiële ondersteuning van beide onderwijsinstellingen. De verenigingen gingen er daarom vanuit dat ze hun subsidie zouden verliezen.

Maar de Colleges van Bestuur van de HU en UU hebben besloten een uitzondering te maken voor de vijf verenigingen die op dit moment per jaar 137.700 euro aan bestuursbeurzen ontvangen. Dit omdat de hogeschool en universiteit het belangrijk vinden dat er divers aanbod van verenigingen blijft bestaan. Als de clubs voor 1 oktober, ruim een jaar na de oorspronkelijke peildatum, alsnog kunnen aantonen dat minimaal 80 procent van hun leden student aan de HU of UU is, dan behouden ze een deel van hun bestuursbeurzen.

Hoe groot die korting is, is afhankelijk van het percentage leden dat studeert aan de HU of UU. De verenigingen raken een kwart of de helft van hun bestuursbeurzen kwijt. In de praktijk kan de korting echter groter of kleiner uitvallen, omdat de verenigingen ook op een aantal andere criteria worden getoetst. 

Verdeling bestuursbeurzen van de bedreigde verenigingen:

Vereniging

Beurzen 2016-2019

Beurzen 2019-2022

Procentuele daling

SBU

8

5

38%

De Domrenner

6

4

33%

Biton

73

40

45%

USC

117

78

33%

UVSV

120

103

14%

Dilemma voor Biton, verrassing voor UVSV
Dat gezelligheidsvereniging Biton bijna de helft van haar bestuursbeurzen verliest is ‘zuur’, volgens preses Willemijn Ros. Hoewel ze tegelijkertijd benadrukt te begrijpen dat de UU zich moet houden aan het beleidskader zoals het is opgesteld. “Ik vind het fijn dat er een compromis is, omdat we volgens het beleidskader helemaal geen recht meer hebben op beurzen, maar dat neemt niet weg dat dit pijn doet binnen de vereniging."

"Bij Biton hebben we een fulltime bestuur van zeven studenten, maar vanaf volgend collegejaar krijgen we veertig bestuursmaanden waarmee maar vier bestuursleden volledig gecompenseerd kunnen worden. Het volgende bestuur staat voor een dilemma: of ze verdelen de beurzen over zeven personen of vier personen krijgen een volledige vergoeding." Dat wordt een pijnlijke keuze want zonder fulltime compensatie kunnen de bestuurders ook geen gebruik maken van het zogenaamde collegegeldvrij besturen. Deze regeling houdt in dat fulltime bestuurders geen collegegeld hoeven te betalen, maar wel het recht behouden op hun studentenreisproduct en de mogelijkheid om te lenen bij DUO. 

Bij UVSV weten ze nog niet wat de concrete gevolgen zullen zijn van het verliezen van zeventien bestuursbeurzen. Dat de gezelligheidsvereniging dit jaar niet aan de 80-20-regeling voldoet, kwam als een verrassing, volgens ab actis Minke van der Helm. “De verhouding onder onze leden was bij eerdere toetsingen altijd goed, dus we hadden er totaal geen rekening mee gehouden dat we dit keer niet aan de norm zouden voldoen.”

Volgens de ab actis heeft de vereniging de afgelopen jaren leden niet geselecteerd op de plaats waar ze studeerden. “Dat was nooit nodig. Het is dus jammer dat het nu misgaat, want op andere onderdelen van de toetsing deden we het goed.” Studentendecaan Nina Keulers werpt echter tegen dat de 80-20-regeling niet nieuw is en verenigingen er dus wel degelijk op hadden kunnen anticiperen. De HU en UU zijn in haar optiek juist ‘coulant’ geweest door de verenigingen nu een extra kans te geven om alsnog te voldoen. 

Bestuursbeurs

Studenten- en studieverenigingen krijgen van de UU en HU financiële ondersteuning, omdat beide onderwijsinstellingen vinden dat academische vorming niet alleen in de collegebanken plaatsvindt. Bijna het volledige bedrag van 1.442.425 euro gaat naar beurzen voor studentbestuurders. Zij worden daarmee gecompenseerd voor (eventuele) studievertraging. Eén beurs staat gelijk aan een bedrag van 425 euro. Voor een fulltime bestuursjaar van één student worden tien bestuursbeurzen gerekend. In dat geval krijgt een student tien maanden lang elke maand 425 euro. Als verenigingen minder beurzen ontvangen, bijvoorbeeld omdat ze parttime bestuurders hebben, smeren zij dit bedrag uit. Studentenverenigingen die in aanmerking willen komen voor deze financiële ondersteuning moeten minstens honderd leden hebben. Daarnaast moet minimaal 80 procent van de leden aan de HU of UU studeren of dat maximaal een jaar geleden hebben gedaan. 

Selectie aan de poort om subsidie veilig te stellen
Als Wielervereniging De Domrenner, basketbalclub SBU, en studentengezelligheidsverenigingen UVSV, USC en Biton hun bestuursbeurzen niet volledig willen kwijtraken, dan moeten ze dus aan de bak. Maar hoe zorg je dat het percentage HU- en UU-studenten onder je leden groeit? Daar hebben de verenigingen nog geen antwoord op. Minke van UVSV: “Je wilt niet aan je huidige leden vragen om hun lidmaatschap op te zeggen.”

Wat wel een mogelijkheid is om nieuwe leden te selecteren op de instelling waar ze studeren. Dat zou wel uniek zijn, zegt Iris van Noort van de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV). Op dit moment hebben gezelligheidsverenigingen in Nederland een dergelijke regel niet. Wat telt is of een nieuw lid studeert aan een hoger onderwijsinstelling. “Het is jammer als verenigingen in Utrecht mensen zullen moeten teleurstellen, omdat ze anders bang zijn hun subsidie te verliezen.”

Chiel van Griethuysen, penningmeester bij wielervereniging De Domrenner, denkt ook dat nieuwe leden het tij moeten keren. Een andere oplossing om aan de norm te voldoen ziet hij niet. “Wij krijgen niet alleen financiële ondersteuning van de universiteit, maar ook van Olympos. Eén van de voorwaarden voor allebei die subsidies is dat we minimaal honderd leden hebben. Dat halen wij nu net. Dus als we, om aan de 80-20-regeling van de universiteit te voldoen, mensen vragen om hun lidmaatschap op te zeggen, dan zouden we onze subsidie alsnog kwijtraken omdat we te weinig leden hebben.” Dat terwijl de vereniging met het huidige ledenbestand wel voldoet aan de regels voor de Olympos-subsidie, vertelt Chiel. “Daarvoor moet 80 procent van je leden een pas van het sportcentrum hebben en die kun je ook aanvragen als je niet in Utrecht studeert.”

Utrechtse student is mobiel
Dat verenigingen steeds grotere moeite hebben om aan de norm te voldoen, heeft volgens Minke te maken met het feit dat studenten hun bachelor en master niet altijd meer bij dezelfde universiteit volgen. Volgens cijfers van de VSNU steeg de afgelopen jaren het aantal studenten dat na de bachelor van universiteit wisselde steeds met 8 tot 9 procent. 

“Maar”, werpt studentendecaan Nina Keulers van de Universiteit Utrecht tegen, “oud-studenten van de UU en HU worden nog een jaar meegerekend.” Dat is in de praktijk echter niet voldoende, stelt Minke van UVSV. Zij ziet dat studenten niet meteen na hun bachelor aan hun master beginnen, maar bijvoorbeeld een tussenjaar nemen voor een stage. “Er ligt best wel wat druk op studenten om hun bachelor snel af te ronden, dus daardoor zie je dat studenten daarna wat extra tijd nemen om zich te ontwikkelen.”

Iris van de LKvV vermoedt dat de centrale ligging van Utrecht een rol speelt bij de mobiliteit van studenten. “In Utrecht is het bijna de standaard gang van zaken om na je bachelor ergens anders je master doet, omdat er veel andere universiteitssteden in de buurt zitten. Als je in Maastricht woont, dan ga je niet even in een andere stad je master doen omdat er een grote afstand is tot de volgende universiteit.” Door die centrale ligging kunnen ook studenten die een negatief bindend studieadvies krijgen ergens anders gaan studeren, zonder dat te hoeven verhuizen en dus te stoppen bij de studentenvereniging.

Ook Chiel van De Domrenner ziet dat de centrale ligging van Utrecht invloed heeft op hun ledenbestand. "Studenten blijven ook steeds vaker bij hun ouders wonen, maar dat weerhoudt ze niet om zich aan te melden bij een studentenvereniging. Dat doen ze dan vaak in hun thuisstad en niet in de stad waar ze studeren. Dus wij hebben leden die bij hun ouders in Utrecht wonen, maar bijvoorbeeld in Amsterdam studeren." En die studenten brengen dus nu de bestuursbeurzen bij de vereniging in gevaar.

Naast de mobiliteit van studenten, speelt er bij Biton ook nog iets anders, vertelt preses Willemijn Ros. Uit eigen cijfers van de vereniging blijkt dat ongeveer 20 procent van de leden bij een andere onderwijsinstelling studeert, maar niet altijd in een andere stad. “Onze vereniging trekt ook best wel wat HKU-studenten en MBO-studenten uit Utrecht. Zelf vind ik het mooi dat wij openstaan voor iedereen die lid wil worden en ik heb het gevoel dat dat ook maatschappelijk van ons wordt verwacht, maar het werkt nu in ons nadeel.”

'Utrecht één van de strengste'
Omdat verenigingen met de 80-20-regeling in de knoop lijken te raken, heeft de studentgeleding van de Universiteitsraad afgelopen januari het voorstel gedaan om de norm te verruimen. “In vergelijking met andere Nederlandse universiteitssteden is de norm in Utrecht één van de strengste. Zo wordt bijvoorbeeld in Tilburg, Groningen en Eindhoven geen percentageregeling gehanteerd en heeft de Radboud Universiteit Nijmegen de eis geschrapt dat 60 procent aan die universiteit moest studeren. In Amsterdam eist de VU dat een organisatie tenminste 75 VU-studenten als lid moeten hebben.”

Toch wil de studentgeleding niet zo ver gaan als in andere universiteitssteden en stelt daarom een 70-30-regeling voor. De studenten van de U-raad vinden dat voor nu soepel genoeg, omdat in de praktijk blijkt dat veel verenigingen daar wel aan zouden kunnen voldoen. Bij deze toetsing waren er maar twee verenigingen die ook die grens niet hadden gered. 

“Als er een 70-30-regeling was geweest, dan hadden we de norm wel gered”, reageert Minke. “Maar dan waren er ook andere studentenverenigingen in aanmerking gekomen voor beurzen die nu niet in aanmerking komen, dus de vraag is wat daar het effect van is. Misschien moet de pot dan wel onder meer verenigingen verdeeld worden.”

Universiteitsraadslid Eise Nota beaamt inderdaad dat er meer verenigingen in aanmerking zullen komen als de 80-20-regeling versoepeld wordt. Hij verwacht echter niet dat verenigingen daardoor enorme verschuivingen hoeven te verwachten. Daarbij wegen voor hem de nadelen van het huidige beleid zwaarder. “Er zijn verenigingen die actief beleid hebben gevoerd om aan de 80 procent te voldoen, maar dat beviel niet erg goed. Verenigingen vinden het bijvoorbeeld oneerlijk dat ze studenten, bijvoorbeeld HKU’ers, moeten weigeren. Daarnaast past het ook niet bij het streven om een divers palet aan leden te werven. Ik hoop dus dat we dit aangepast krijgen voor de verdeling over drie jaar.”

Wat verandert er nog meer vanaf volgend collegejaar?

  • Doordat UVSV, USC, Biton, wielervereniging De Domrenner en basketbalclub SBU worden gekort op hun bestuursbeurzen, komen er 94 bestuursbeurzen beschikbaar. 37 van de beurzen (16.575 euro), worden toegevoegd aan de pot met projectbeurzen. Verenigingen kunnen voor een speciaal project, zoals een lustrum, extra bestuursbeurzen aanvragen vanuit deze pot. De andere beurzen gaan naar bestaande verenigingen die groeien en verenigingen die voor het eerst bestuursbeurzen krijgen. De verenigingen die dit jaar voor het eerst door de toetsing zijn gekomen, zijn: Helios, Het Zinkstuk, Insan, Anteros en stichting Advident.
  • Naast bestuursbeurzen kunnen enkele verenigingen ook een basissubsidie krijgen. Deze financiële ondersteuning is bedoeld voor de instandhouding van een vereniging en voor de uitvoering van haar kerntaken, aldus UU-studentdecaan Nina Keulers. Bij de toetsing bleek echter dat vier gezelligheidsverenigingen (Veritas, Unitas, UVSV en USC) winst hebben gemaakt. “De basissubsidie maakte in die gevallen maar een klein deel uit van de begroting.” De UU en HU hebben daarom besloten dat de basissubsidie beter ten goede kan komen aan andere verenigingen. Bij de desbetreffende verenigingen zal de subsidie daarom vanaf 1 oktober worden afgebouwd. Het eerste jaar krijgt de vereniging in kwestie nog de volledige subsidie, het tweede jaar nog 75 procent, het derde jaar 50 procent en daarna stopt de subsidie.

Advertentie