Achtergrond

UU voor Azië

Sinds kerstmis zijn er verschillende acties binnen de Universiteit Utrecht op touw gezet om de slachtoffers van de tsunami in Azië te helpen. Goederen en geld stromen binnen. <ParaStyle:auteur>Xander Bronkhorst, Erik Hardeman

UU helpt Tamil Nadu

Op het moment waarop dit Ublad verschijnt, rijdt een colonne van tien Nederlandse vrachtauto's door Turkije. De wagens zijn in opdracht van liefdadigheidsorganisatie Motherhood met in totaal 12.706 hulppakketten op weg naar Shennai in de Zuid-Indiase provincie Tamil Nadu. 440 van die pakketten werden begin vorige week samengesteld uit giften van medewerkers en studenten van de Universiteit Utrecht.

De inzameling van onder meer voedsel, kleding en speelgoed was een initiatief van medewerkers van Diergeneeskunde, die meteen na terugkeer van hun kerstreces besloten om in actie te komen. Het college van bestuur ondersteunde het initiatief, waardoor alle studenten en medewerkers via de e-mail op de actie attent gemaakt konden worden. Dat had effect, want naast hulpgoederen werd binnen enkele dagen ook 3400 euro ingezameld, een bedrag dat door het college van bestuur werd aangevuld met nog eens negenduizend euro. Het geld is gebruikt om het transport te financieren en om aan elk van de 440 pakketten een jerrycan toe te voegen.

Organisator Jean de Gooijer van Diergeneeskunde is meer dan tevreden over het resultaat van de actie. "Er is hier door medewerkers en studenten ontzettend hard gewerkt om alles tijdig rond te krijgen. En dat is gelukt. We hebben binnen een week heel veel pakketten kunnen samenstellen."

De karavaan van tien wagens is op vrijdag 14 januari vertrokken voor een reis die ongeveer drie weken in beslag zal nemen. Op www.motherhood.nl kan de tocht worden gevolgd. De Gooijer heeft er alle vertrouwen in dat de pakketten op de juiste plaats terecht zullen komen: "De mensen van Motherhood kennen Tamil Nadu goed. Zij bezorgen de pakketten straks persoonlijk bij de slachtoffers van de ramp. Dat zij bekend zijn met de regio vinden wij een zeer goede zaak."

Over meer structurele hulp van de universiteit aan de door de tsunami getroffen gebieden wordt op dit moment nog overlegd. Kort na nieuwjaar hadden enkele leden van de Universiteitsraad al het initiatief genomen voor een universiteitsbrede inzamelingsactie. Het bijeengebrachte geld zou volgens de raadsleden in overleg met een zusteruniversiteit in een van de getroffen landen moeten worden besteed aan een concreet hulpverleningsproject in dat land. Omdat de UU vooral met Indonesië, Thailand en Sri Lanka contacten onderhoudt, werd in eerste instantie aan een project in één van die landen gedacht.

Om de actie van Diergeneeskunde niet in de wielen te rijden, werden de U-raadsplannen even op een zacht pitje gezet, maar inmiddels is een universiteitsbreed overleg op gang gekomen om verdere acties te coördineren. Afgesproken is dat wordt gemikt op het uitvoeren van een aantal concrete projecten in het rampgebied, bij voorkeur bij een plaatselijke universiteit. Om die projecten te financieren zal op een nog nader te bepalen tijdstip een UU-brede inzamelingsactie worden gehouden. Om zicht te houden op de door studenten en medewerkers gestarte initiatieven wordt op de UU-website een database ingericht, waarin alle acties voor de getroffen gebieden zullen worden vermeld.

Informatici steunen collega uit Banda Atjeh

De Utrechtse informatici leefden de weken na tweede kerstdag mee met hun collega promovendus Muhammad Subianto die uit Banda Atjeh komt. Het gezin van Subianto overleefde de ramp in Indonesië, maar veel familieleden, vrienden en collega's kwamen om.

Op 22 januari zou Subianto voor het eerst sinds het begin van zijn promotieonderzoek in Utrecht, twee jaar geleden, weer terugkeren naar zijn gezin. Zijn jongste kind had hij nog nooit gezien. Op tweede kerstdag kwam de onheilstijding.

Na drie dagen van tevergeefse pogingen tot contact en verwoed chatten met promovendi uit Atjeh die over heel de wereld aan promotieonderzoeken werken, kreeg Subianto het verlossende bericht dat zijn vrouw en twee kinderen de ramp hadden overleefd. Zij hadden een veilige plek weten te vinden op de bovenste verdieping van zijn huis dat net op de rand van het gebied stond dat door de zee werd verwoest.

In overleg met zijn promotor prof.dr. Arno Siebes boekte Subianto zijn vlucht om naar de vroegst mogelijke reisdatum, 10 januari. "Hij was zelf nog zeer bezorgd of hij wel twee maanden vakantie kon opnemen, maar ik heb hem gezegd dat hij zolang moest blijven als nodig is."

Zijn gezin is veilig, maar Subianto leeft nu in de wetenschap dat veel familieleden het leven hebben gelaten. Ook vrijwel de gehele staf van de informatica-afdeling van zijn universiteit is omgekomen.

Kort voor zijn vertrek nam een overdonderde Subianto een bedrag van zo'n 2300 euro in ontvangst dat door zijn collega's bij elkaar was gebracht. Zij hadden gereageerd op een mailbericht dat Siebes kort voor de jaarwisseling had rondgestuurd. In dat bericht vroeg hij om geld voor de zwaar getroffen collega. Bijdragen konden aan de balie van Centrum gebouw Noord worden afgegeven. Voor medewerkers die vanwege de vakantieperiode niet in Utrecht aanwezig waren bestond de mogelijkheid via de mail geld in het vooruitzicht stellen.

Siebes: "Subianto was van plan om op zijn laatste tussenstop kleding, medicijnen en voedsel te kopen. Helaas heb ik na zijn vertrek geen contact meer met Muhammad gehad. Hij is een fanatiek internetter, maar op dit moment ontbreken de voorzieningen daarvoor."

UU-studenten steken handen uit de mouwen

Ze waren voor een debattoernooi in Maleisië, toen de tsunami dood en verderf zaaide in het naburige Thailand. De Utrechtse studenten Jan Rosing en Klaas van Schelven aarzelden geen moment en vertrokken naar Bang Tao op het getroffen eiland Phuket om de helpende hand te bieden bij de wederopbouw.

Als vrijwilliger in Bang Tao werken is een onvergetelijke ervaring, meldt Jan Rosing per e-mail. Je werkt je helemaal uit de naad om een verschil te maken in het leven van mensen die net door een ramp getroffen zijn. Maar buiten die ervaring hebben we ook een ongelooflijk leuke tijd gehad. In no time heb je een hele hechte band met een groep mensen die je nog maar een paar dagen kent.

Het werk zelf is loodzwaar, vertelt Rosing. "Vooral de eerste zes dagen waren taai. Het voornaamste werk was toen het slopen van verwoeste gebouwen en het verzamelen en verbranden van rommel. Acht uur per dag in de volle zon is fysiek erg inspannend. Later werd het wat lichter, toen we onder meer hebben geholpen met het herbouwen en weer opstarten van de lokale supermarkt."

Rosing is vooral enthousiast over het contact met de bevolking. "Dat was echt te gek. Te pas en te onpas kwam er iemand bananen, cola of kokosnoten brengen, onder luide dankzeggingen. Dat stond in schril contrast met hoe we in het begin werden bejegend. Bang Tao is een moslimgemeenschap en er was veel scepsis vooral tegenover de mannelijke hulpverleners. Maar dat veranderde snel. Als we nog een keer teruggaan naar Bang Tao hoeven we ons om een slaapplaats geen zorgen te maken."

Wat gebeurde er verder? Een willekeurige greep:

-Meer dan 800 studenten waren afgelopen zaterdag aanwezig bij een benefietconcert van drie Utrechtse studentenbands. Bij het Utrechtsch Studenten Corps (USC) aan het Janskerkhof trad de huisband Tzigani Swing op, samen met de Natte Windenband en Sigs. Entree en winst op de drank gaan naar een particulier hulpproject op Sri Lanka. De geschatte opbrengst bedraagt tussen de 7000 en 8000 euro

-De jaarclub Tsunami van het USC, opgericht in 2000, uitte op hun site hun medeleving met de slachtoffers van de ramp en vroeg bezoekers te storten op giro 555.

-Studievereniging PAP van de opleiding Pedagogiek verkocht appelflappen voor het goede doel. De 'FlapperdePAP Appelflappenactie' leverde 200 euro op voor de slachtoffers in Azië.

-Het personeel van café The Basket doneerde de fooienpot met de opbrengst van een week. Ongeveer 400 euro ging naar de samenwerkende hulporganisaties.

-Op de balie van de Spar stond een collectepot waar klanten hun kleingeld in konden stoppen.

-De studentenverenigingen Perikles, VUGS, SGS en Spontaan kondigden afgelopen maandag de eerste Utrechtse 'ragweek' aan. Naar oud Engels gebruik zullen de studenten zich een week lang inzetten voor minder bedeelden in de wereld. Een deel van de opbrengst van de activiteiten die begin mei gaan plaatsvinden, gaat naar Azië. Zie www.ragweek.tk.

-Studievereniging SGS van de faculteit Sociale Wetenschappen verzamelt in samenwerking met de Wereldwinkel De Bilt schoolspullen. In de hal van Langeveldgebouw staat hiervoor een doos. (zie foto)

En bovendien ...

-... startte het UMC Utrecht een wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van de ramp voor de Nederlandse slachtoffers op lange termijn. Eén van de hulpmiddelen hierbij is de nieuwe site www.tisei.org, een platform voor mensen die op de een of andere manier door de tsunami werden getroffen. Tisei staat voor Tsunami International Survey on Emotional Impact. In het calamiteitenhospitaal van het ziekenhuis werden in de eerste dagen van januari 22 slachtoffers opgevangen.

- ... gaven de hoogleraren Wortel en Hoekstra van de faculteit Geoweteschappen afgelopen maandag een college over de achtergronden van de Tsunami. Interesse maar college gemist? Vrijdag 28 januari doen Wortel en Hoekstra het in het Educatorium nog een keer over voor het grote publiek.

Het witte bolwerk kraken met gekleurde beurzen

 

 

De Van Lier en Egginkzaal in het Bestuursgebouw zit eind 2004 bomvol allochtone ouderejaars studenten. Er moeten stoelen bijgehaald worden om iedereen een zitplek te geven. Hier wordt informatie gegeven over de zogenoemde Mozaïekbeurs, een promotiebeurs van onderzoeksorganisatie NWO en het ministerie van Onderwijs. In 2004 werd deze beurs voor het eerst toegekend om kleurrijk talent te behouden voor universiteiten. Ook voor 2005 en 2006 is geld beschikbaar gesteld.

De bijzondere beurzen zijn broodnodig, want de universiteit is een wit bolwerk. Dat blijkt onder meer uit een in 2003 door twee Utrechtse antropologiestudenten gehouden onderzoek naar de vertegenwoordiging van allochtonen aan de Universiteit Utrecht. Slechts één procent van het personeel was van allochtone afkomst: van de 339 hoogleraren was er één afkomstig uit een etnische minderheid; van de 400 Universitaire Hoofddocenten (UHD's) was niemand van Marokkaanse, Turkse, Surinaamse, Antilliaanse of Arubaanse afkomst; het korps van onderzoekers en docenten was vrijwel geheel blank: van de 1016 waren er 6 afkomstig uit een etnische minderheid. Maar ook bij het Ondersteunend en Beheerspersoneel (OBP) moest je goed zoeken om allochtone medewerkers aan te treffen. Het overgrote deel vervulde bovendien een functie in de lagere salarisschalen (6 en lager).

Uit gesprekken die de twee antropologiestudenten hadden met personeelszaken (P & O) blijkt het voor allochtonen ook moeilijk om op eigen kracht binnen te komen. Binnen de universiteit is er weinig draagvlak voor diversiteit aan de universiteit. Slechte ervaringen met allochtone medewerkers spelen hierin een rol. Ook wordt vaak gedacht dat allochtone medewerkers meer begeleiding nodig hebben dan autochtone collega's. Verder ontbeerde men toen steun vanuit de top van de universiteit. Er was geen duidelijk beleid dat werd gedragen van bovenaf en er werden geen extra middelen ter beschikking gesteld.'

De universiteit kleurrijker te maken lijkt dus vooral een kwestie van mentaliteit en draagvlak. Dat beaamt de Turkse socioloog Adem Kumcu, sinds september 2004 aangesteld als diversiteitsmedewerker bij het Universitair Strategisch Programma (USP). Hoe denkt hij het witte bolwerk te gaan kraken? "Eén van mijn prioriteiten is draagvlak creëren, anders verandert het nooit."

De socioloog heeft zelf ervaren hoe belangrijk het is om docenten te hebben die je stimuleren. Toen hij in 1989 in Utrecht sociologie ging studeren, trof hij een paar goede docenten die in hem geloofden. "Dat is heel belangrijk geweest voor mijn wetenschappelijke carrière. Ik waagde het zelfs om voor mijn afstuderen als aio aan de Universiteit van Amsterdam te solliciteren."

Die stimulans van docenten is heel belangrijk om de huidige generatie allochtone studenten een keuze voor de wetenschap te laten maken, zodat zij weer voor de volgende generatie als rolmodel kunnen fungeren. Grote vraag is, hoe je docenten en hoogleraren zo ver krijgt zich in te zetten voor het behoud van allochtoon talent voor de universiteit. Kumcu is helder: "Niet stigmatiseren, maar stimuleren. Nederlanders moeten zich er eindelijk eens van doordringen dat migrant niet gelijk staat aan probleem, maar aan oplossing. Er moet een halt worden toegeroepen aan de onrechtvaardigheid, waardoor allochtone studenten geen kans krijgen."

Cynisch over de mogelijkheden en kansen van allochtonen is cultureel antropoloog en hoogleraar criminologie Frank Bovenkerk. Hij deed in de jaren tachtig onderzoek naar Nederland als multi-etnische samenleving en rasdiscriminatie. Ook begeleidde hij het hierboven beschreven onderzoek van de studenten: "Je probeert allochtonen warm te maken voor een goede opleiding. Wanneer dat dan tot niets leidt, haken mensen af. En dat gebeurt momenteel. Er wordt geen enkele politieke druk uitgeoefend om minderheden tot de middenklasse te laten toetreden. Daardoor krijg je een onderklasse, waar je geen aansluiting meer mee krijgt." Volgens Bovenkerk moet de universiteit maatregelen nemen, om een niet al te schandelijk profiel als universiteit te hebben. Om die reden heeft hij het college van bestuur vorig jaar voorgesteld om in navolging van Amerikaanse universiteiten, bovenop de formatie drie allochtone hoogleraren aan te stellen. Het college heeft daar niet op gereageerd.

Kumcu is niet zo somber. Het is volgens hem een kwestie van lange adem en klein beginnen. Zo is hij voorstander van positief discrimineren, onder de voorwaarde dat je tijdelijk voorrang geeft aan allochtone kandidaten bij gelijke geschiktheid. Dit om rolmodellen voor toekomstige generaties te kweken. Hij benadrukt dat het vooral niet de bedoeling is, om bij migranten genoegen te nemen met minder kwaliteit. "Begin vroeg in de studie met het opsporen van talenten die zich kunnen ontwikkelen of al eerder in het Junior College (college voor middelbare scholieren die een keer per week les op de universiteit krijgen, red.). Met Ivlos, Studenten Service Centrum (SSC) en andere organisaties zoals allochtone studentenverenigingen, wil ik gaan samenwerken. Dat moet niet zo moeilijk zijn. De structuren en netwerken bestaan al, ik hoef alleen maar aan te haken."

Verwachtingen

Dat zo weinig allochtone studenten doorstromen, heeft ook te maken met hun achtergrond. Veel ouders van deze studenten zijn onbekend met het hoger onderwijs. Ouders van Turkse en Marokkaanse studenten weten vaak niet wat het betekent voor hun kinderen om te studeren en wat je na een studie allemaal kunt worden naast arts of advocaat. Ook kunnen de verwachtingen nogal uiteenlopen. Contact met ouders zou een oplossing kunnen zijn. "Marokkaanse studenten hebben vaak ouders die analfabeet zijn", zegt studentenpsycholoog Jeanette van Rees, werkzaam bij het SSC. "Ik zie deze ouders nooit op de voorlichtingsdagen voor aanstaande studenten. Die ouders begrijpen niet waar hun kinderen mee bezig zijn. De studerende kinderen uit deze gezinnen hebben het vaak zwaar door de combinatie van studeren, werken en rolmodelfunctie vervullen." Om die redenen werd Van Rees vorig jaar benaderd door de Marokkaanse studentenvereniging UMA om een voorlichtingsbijeenkomst voor Marokkaanse ouders te organiseren. Het kwam er niet van, vanwege allerlei bureaucratische rompslomp. Maar Van Rees heeft de organisatie van zo'n bijeenkomst nu wel in haar werkplan opgenomen, omdat het idee haar aansprak. Mocht zo'n bijeenkomst slagen dan wil ze het standaard in het programma opnemen.

In de Turkse gemeenschap speelt status en geld verdienen een grote rol. Daarom wordt er door familie druk uitgeoefend om traditioneel te kiezen voor een rechtenstudie, geneeskunde of economie (zie kader). Adem Kumcu ervaart dat nog steeds van dichtbij. "Mijn oom kan maar niet begrijpen dat ik op een fiets rij in plaats van in een tweedehands Mercedes, en dat ik in een huurhuis woon. Het zal nog wel een tijd duren voordat er sprake is van een cultuuromslag."

Daarnaast constateert Kumcu gebrek aan doorzettingsvermogen bij Turkse studenten. "Studerende kinderen worden thuis verwend en als prinsen en prinsessen behandeld, daar word je lui en verwend van", zegt Kumcu. "Deze studenten moet je discipline bijbrengen, anders haken ze te snel af."

Dat het belangrijk is om ouders meer te betrekken bij de studie, beaamt tweedejaars rechtenstudent Rachid Belhadi. Volgens hem moet daar al op de middelbare school mee worden begonnen. "Betrek ouders bij prestaties en gedrag van kinderen. Daarmee maak je ze medeverantwoordelijk. Je neemt namelijk eerder wat van je ouders aan dan van een leerkracht." Zelf heeft Rachid op het Niels Stensencollege gezeten, waar veel bijeenkomsten voor ouders werden georganiseerd. "Meestal kwamen alleen de vaders, maar het werkte goed."

Rachid vindt dat universitaire docenten zich beter moeten informeren over de achtergrond van allochtone studenten. Daardoor zou er meer begrip voor elkaar zijn en minder misverstanden. "Ik ben Marokkaan en Marokkanen discussiëren vaak op een vurige manier. Docenten reageren daar niet altijd goed op. Ik heb wel eens meegemaakt dat iemand om die reden de werkgroep werd uitgestuurd."

Opmerkelijk zijn de relativerende opmerkingen van allochtone wetenschappers als Kutsal Yesilkagit, universitair docent bij de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap en hoogleraar hydrogeologie bij de faculteit Geowetenschappen, Majid Hassanizadeh. De Iraanse hoogleraar vindt wel dat je als allochtoon in de gelegenheid gesteld moet worden om je te bewijzen, maar voegt er nadrukkelijk aan toe, dat het niet van één kant kan komen. "Je moet er als allochtoon zelf wat van maken. En dat je twee keer zo goed je best moet doen, dat is nu eenmaal de realiteit."

Met hard werken is Hassanizadeh geworden tot wat hij nu is. Twintig jaar geleden kwam hij van Iran naar Nederland voor een post-academische cursus. Na een jaar werd hij onderzoeker bij het RIVM en daarna ging hij als UHD werken aan de Technische Universiteit Delft. Vorig jaar verhuisde Hassanizadeh met zijn hele onderzoeksgroep vanuit Delft naar Utrecht.

Volgens de hoogleraar schuilt een deel van het doorstroomprobleem in de houding van allochtonen. "Allochtone studenten moeten zich ervan bewust worden, dat je je als allochtoon meer moet bewijzen. Als je door hard werken aantoont dat je net zo goed bent als die Nederlander en niet in de slachtofferrol kruipt, ben je al een heel eind. Daarmee bewijs je jezelf en anderen een dienst. Van universiteiten verwacht ik, dat ze van diversiteit een belangrijk punt maken. Hoogleraren en docenten moeten bewust worden van kwaliteiten van mensen en talenten weten aan te boren. Ik probeer dat te doen. Maar deze studenten moeten ook een betere plek verdienen, harder en beter werken. Ik weet dat het niet rechtvaardig klinkt, maar het is nu eenmaal de realiteit. Ik snap heel goed dat Nederlanders liever voor een Nederlander kiezen dan voor een Iraniër, dat zou ik zelf ook doen."

Kutsal Yesilkagit, van Turkse komaf, is pragmatisch in z'n benadering: "Je moet als universiteit laten zien dat wetenschap als beroep een optie kan zijn en docenten kunnen daar een bijdrage aan leveren, door bijvoorbeeld een student-assistentschap aan te bieden aan gemotiveerde studenten. Maar uiteindelijk gaat het om de kwaliteit en dat je daarop beoordeeld wordt. Allochtone studenten die interesse in de wetenschap hebben, moeten er voor zorgen dat ze bekend raken met die universiteit. Dat gebeurt niet als je alleen lid bent van een Marokkaanse of Turkse studentenvereniging. Sluit je aan bij een Nederlandse gezelligheidsvereniging, organiseer wat voor studenten of docenten. Zo meng je beter en leer je de mores van de universiteit kennen."

Belangstelling

In 2004 werden twee van de vijftien aanmeldingen Utrechtse aanmeldingen voor het Mozaïekprogramma gehonoreerd door onderzoeksorganisatie NWO. Een schamel aantal voor een grote universiteit. De veel kleinere Amsterdamse VU had in tegenstelling tot Utrecht actief geworven. De Amsterdamse rector benaderde alle decanen met het verzoek allochtoon talent te scouten en dat wierp zijn vruchten af. De VU werd rijkelijk beloond met zes plaatsen.

In totaal was er 3,8 miljoen euro beschikbaar voor 21 promotietrajecten voor talentvolle allochtone studenten. De kandidaten moesten zichzelf aanmelden met een aanbeveling door een hoogleraar. Dat er ondanks geringe publiciteit en de korte tijd die de kandidaten kregen om een voorstel te schrijven wel degelijk belangstelling voor deze plaatsen was, bleek uit de 194 aanmeldingen.

In zijn openingswoord op de NWO-Mozaïekbijeenkomst in december geeft rector Gispen toe, dat Utrecht het er vorig jaar bij heeft laten zitten. Voor dit jaar wordt beterschap beloofd en gaat Adem Kumcu zich sterk maken voor de Mozaïekbeurzen van 2005. Volgens hem had het geringe aantal van 2004 in Utrecht te maken met het feit dat vooral hoogleraren aan de UU sceptisch waren over het initiatief van NWO. Hoe dat komt, weet hij niet, wel kan hij gissen: "Waarschijnlijk een slechte ervaring met een aio, maar het leidt er wel toe dat een negatief beeld leidt tot een negatief zelfbeeld, en dat is vervelend."

Ook Wilma van Donselaar, NWO-coördinator van het Mozaïekprogramma heeft de indruk, dat sommige hoogleraren bang waren om risico te nemen. Als reden werd dan bijvoorbeeld aangevoerd, dat veel allochtone studenten geen academische achtergrond hebben. Van Donselaar merkt dat de koudwatervrees bij de tweede ronde is verminderd: "In die eerste ronde kwam er ineens ongekend talent bovendrijven. Ook de NWO-beoordelingscommissie was onder de indruk van het niveau van de kandidaten."

Niet alleen hoogleraren, ook studenten hadden aarzelingen bij het programma. De indruk bestond, dat de beurs voor losers of troetelallochtonen was. Toen duidelijk werd dat je echt heel goed moest zijn om in aanmerking te komen, kreeg de beurs een positieve connotatie. Sommige universiteiten hebben studenten die zeer goed beoordeeld waren, maar bij NWO toch buiten de boot vielen, binnen de eigen instelling een promotieplek aangeboden.

Mozaïek zal in elk geval blijven bestaan tot en met 2006. Of er nog een NWO-ronde voor 2007 komt, is de vraag. Onderwijsminister Van der Hoeven vindt dat de universiteiten het initiatief over moeten nemen van het ministerie en NWO. Zij zal daarover afspraken maken met de universiteiten. "Het is een kwestie van generatie,", aldus Yesilkagit, "daarom moet zo'n Mozaïekbeurs een tijdelijke maatregel zijn. De wetenschap is internationaal georiënteerd. Als je goed bent, maakt het echt niet uit of je van de tweede of derde generatie allochtonen bent."

Zie voor meer informatie www. ublad.uu.nl/dossier/diversiteit

Kleur in het witte bolwerk

Het aantal medewerkers in 2003 met de Antilliaanse, Surinaamse, Marokkaanse of Turkse nationaliteit is zeer gering: 41. Van hen werken er 8 bij Wiskunde en Informatica, 9 bij Diergeneeskunde en 5 bij het FBU. De overige faculteiten en diensten hebben minder dan vijf mensen in dienst met een van bovenstaande nationaliteiten. Exacte getallen worden vanuit privacy-overwegingen niet gegeven. (Bron salarisadministratie)

Hieronder volgen de opleidingen die tien of meer studenten met Antilliaanse, Surinaamse, Marokkaanse of Turkse vader of moeder in 2004. In totaal zijn er 928 studenten.

Bron Osiris

OpleidingTotaalallochtone studenten*

ASW31

Arabische, Nieuwperzische en Turkse talen en Culturen20

Bestuurs- en Organisatiewetenschappen11

Biologie12

Biomedische Wetenschappen30

Communicatie- en informatiewetenschappen11

Culturele Antropologie12

Diergeneeskunde21

Economie35

Engelse taal en cultuur10

Farmacie139

Geneeskunde67

Geschiedenis10

Informatica20

Informatiekunde13

Natuur- en Sterrenkunde11

Nederlands recht64

Onderwijskunde10

Pedagogiek20

Psychologie91

Rechtsgeleerdheid151

Scheikunde10

Sociale geografie en planologie12

Taal en Cultuurstudies10

Theater- film- en televisiewetenschap16

 

 

 

Tags: mozaiekbeurs

Stasi bijt tanden stuk op Interkerkelijk Vredesberaad

'Nederland werd gezien als de zwakke NAVO-schakel'

Xander Bronkhorst

Stasi-dossiers beslaan een groot deel van de oppervlakte van de logeerkamer van de Utrechtse portiekwoning van Beatrice de Graaf. Duizenden kopieën bestelde ze uit de archieven van de voormalige geheime dienst van Oost-Duitsland nadat ze in 2000 voor de periode van een jaar haar intrek nam in een appartement in Prenzlauer Berg. Daar begon ze aan het promotieonderzoek waarvoor ze dat jaar een aio-beurs van onderzoeksorganisatie NWO had gekregen.

In voormalig Oost-Duitsland ging ze op zoek naar de contacten die er waren geweest tussen gewone Nederlanders en DDR-burgers tijdens de Koude Oorlog. .Uit haar eigen omgeving wist ze dat deze contacten vaak via kerkelijke organisaties en de vredesbeweging liepen. Daar ging haar aandacht dan ook naar uit. De Graaf onderging als eerste Nederlandse onderzoeker ongecensureerd de sensatie van de 'kartonnen tijdmachine', zoals de archieven door hun omvang en nauwkeurigheid genoemd mogen worden. "Stapels en stapels" mappen lagen op De Graaf te wachten. "Ik was blij verrast. Ik had niet kunnen vermoeden zoveel aan te zullen treffen."

De onderzoekster was net op tijd, want twee jaar geleden kwam er een abrupt einde aan de grootmoedige wetgeving die er in het eerste decennium na de val van de Muur voor zorgde dat alle archieven ongelimiteerd toegankelijk waren. De oorzaak daarvan was het zogeheten Kohl-Urteil, het resultaat van een rechtzaak die oud-kanselier Kohl aanspande uit angst dat afgeluisterde gesprekken zouden uitwijzen dat de CDU illegale schenkingen had geaccepteerd van enkele bekende industriëlen.

De zwakke schakel

Tot haar eigen verbazing ontdekte de Graaf uit archiefstukken dat de Stasi wel een zeer grote rol speelde in de contacten met de vredesbeweging. In haar boek 'Over de Muur', waarop ze afgelopen maandag promoveerde, komt zij tot de vaststelling dat de Stasi tijdens het kruisrakettendebat vanaf eind jaren zeventig de Nederlandse vredesbeweging aanvankelijk poogde te gebruiken in de campagne tegen NAVO-bewapening. De Graaf, sinds kort docent-onderzoeker: "In het Oostblok werd Nederland als de zwakke Navo-schakel gezien door haar actieve vredesbeweging. In de periode tussen 1979 en 1985 kon de Nederlandse regering geen beslissing nemen over de plaatsing van de kruisraketten. Het eigenzinnige maatschappijbrede verzet tegen een nieuwe bewapeningsronde, vaak aangeduid als 'Hollanditis', werd door de Stasi op tal van manieren aangemoedigd, ook financieel."

Vooral het feit dat binnen de Nederlandse vredesbeweging linkse en christelijke organisaties waren vertegenwoordigd, was voor de Stasi interessant. De Graaf vond in de archieven dat de communistische mantelorganisatie Stop de Neutronenbom, die ook in kerkelijke kringen op sympathie mocht rekenen, tussen 1977 en 1979 jaarlijks 100.000 DMark uit Berlijn kreeg overgemaakt. Verder was oud-IKV-voorzitter generaal-majoor bd Michiel van Meijenfeldt volgens De Graaf een belangrijke pion in de Westpropaganda uit de DDR. Van Meijenfeldt, die zowel in christelijke als progressieve kringen groot respect genoot, werd de eerste voorzitter van Generaals voor Vrede, een samenwerkingsverband van hoge militairen tegen de plaatsing van kruisraketten dat op instigatie en met geld van de Stasi tot stand was gekomen.

De Nederlandse vredesbeweging mocht dan tijdens het kruisrakettendebat een mooi campagnevehikel zijn, ze bezorgde het regime van staatspartij SED tegelijkertijd vele kopzorgen, zo blijkt uit het onderzoek van De Graaf. De ontspanningspolitiek van de Duitse kanselier Brandt had begin jaren zeventig de DDR de gewenste diplomatieke en economische voordelen gebracht. Het SED-regime had echter ook moeten toestaan dat in- en uitreismogelijkheden werden verruimd. In die tijd waren het vooral de Nederlanders die in steeds grotere aantallen naar de DDR kwamen, vooral in kerkelijk verband of in het kader van de vredesbeweging. In de hoogtijdagen bezochten jaarlijks zo'n 9000 tot 12.000 Nederlanders de kerkelijke gemeenten in de DDR. Zij organiseerden samen diensten, wandeltochten, en meer van dat soort zaken.

De Graaf: "Het klikte gewoon met de Oost-Duitsers. Het waren ook protestanten. De DDR had bovendien de enige onafhankelijke protestantse kerk in het Oostblok. Vele Nederlanders vonden bovendien dat de menselijke verhoudingen in de DDR warmer en persoonlijker waren dan in het westen. Vind je het gek?, zou je nu misschien zeggen, dat is het enige wat er overbleef."

IKV

Hoewel de meeste DDR-gangers waren behept met een progressief maatschappelijke engagement en nieuwsgierigheid naar de kerk in het socialisme, waren de toenemende contacten de Oost-Duitse autoriteiten een doorn in het oog. De Graaf: "Die ontmoetingen konden het ideologische vijandbeeld dat voor de DDR van levensbelang was ondermijnen. Het communisme, de klassenstrijd en de twee machtsblokken vormde de bestaansgrond van het land."

Op alle fronten werd daarom een politiek van Abgrenzung gevoerd, misschien nog het best geïllustreerd door de uitbreiding van het aantal Stasi-agenten tot zo'n 180.000 in de jaren tachtig. Daarbuiten waren er nog 90.000 vaste medewerkers. "Bij elke ontmoeting van Nederlanders en DDR-burgers zat minstens één Stasi-agent", aldus De Graaf.

De mogelijk negatieve effecten van de Nederlandse bezoeken leken echter op korte termijn op wonderbaarlijke wijze geneutraliseerd te kunnen worden. Een vreemd conglomeraat van factoren maakte dat het DDR-regime in de contacten nauwelijks ter discussie werd gesteld. De eigen maatschappijkritiek op de westerse wereld zorgde ervoor dat de Nederlandse kerken eerder de hand in eigen boezem staken. Tegelijkertijd maakten de Oost-Duitse kerken hun gesprekspartners duidelijk een discussie over politieke systemen niet te willen voeren. "Ze vreesden de verborgen repressie door de Stasi en wilden de relatief onafhankelijke status niet verliezen. Tegelijkertijd waren de DDR-kerken zelf vrij links gezind. Er werd dus gepraat over vrede, maar van politieke oppositie was geen sprake."

Het was verrassend genoeg voormalig IKV-voorzitter Mient Jan Faber die de veiligheidsdiensten werkelijk angst inboezemde. Het IKV ondersteunde begin jaren tachtig de opkomst van een vredesbeweging in de DDR. Een gruwel voor de veiligheidsdiensten die vreesden voor een friedenssolidarnosc dat zich uitstrekte over het IJzeren Gordijn.

In haar proefschrift maakt De Graaf duidelijk dat Mient Jan Faber dus allesbehalve de naïeve Oostblokstroman was, waarvoor hij in de meer behoudende Nederlandse kringen vaak is gehouden. Driftig bladert de onderzoekster naar het midden van haar boek waar een afbeelding is opgenomen uit een Stasi-dossier over het IKV en Faber. De tekst behelst ondermeer de termen macciavelli der Friedensbewegung en socializmusfeindlichen Aktivitäten. "Het IKV combineerde het linkse verzet tegen de kruisraketten met het rechtse verzet tegen de onvrijheid in het oostblok. In de context van het Koude-Oorlogsdenken in Nederland was dat echter een te genuanceerd verhaal."

Het Nederlandse gevaar

IKV en Faber werden volgens De Graaf vanaf begin jaren tachtig een belangrijk werkveld voor de Stasi. Tien Stasi-agenten waren voltijds op het Nederlandse gevaar gezet. Elke drie maanden werd het thema op het hoogste niveau besproken. Faber zelf was vanaf 1982 persona non grata in Oost-Duitsland. Oost-Duitse kerken en Nederlandse contactpersonen werden ingezet om tweespalt in de IKV-gelederen te veroorzaken. In Nederland werd op tal van wijzen informatie ingezameld over het handelen van Faber en consorten. "Daarbij moet je niet meteen denken aan vuile methoden, die tijd was een beetje voorbij. Het was bovendien niet nodig. Veel IKV'ers waren kritisch over Faber die met zijn inspanningen voor de dissidenten de strijd tegen de kruisraketten ondergraafde. Zij waren best bereid daar iets over te zeggen. Zij verstrekten heel vergaande informatie, daar zijn zeker Oost-Duitsers de dupe van geworden."

Hoewel de Stasi vrij succesvol was met de strategie van Differenzierung, heeft Faber uiteindelijk toch een belangrijke rol gespeeld bij de afbrokkeling van het DDR-regime meent De Graaf. "Het IKV heeft dissidenten daadwerkelijk ondersteunt en van ideeën voorzien", stelt de Graaf. "Daarnaast werd de positie van dissidenten in de publiciteit gebracht, iets wat de DDR heel slecht kon gebruiken. Het waren die door het IKV ondersteunde dissidenten die voorop liepen bij de demonstraties die in 1989 leidden tot de val van het regime."

Waar het IKV de confrontatie opzocht met het regime, bleef een meerderheid van de contacten van kerkelijke organisaties die politieke oppositie dus uit de weg gaan. Uit angst voor het verlies van stabiliteit, van reis- en ontmoetingsmogelijkheden of van de hoop op een alternatief voor het kapitalisme. Uiteindelijk hebben echter ook deze contacten de DDR ondermijnd, stelt De Graaf, doordat ze de breuk tussen oost en west ter discussie stelden. De werkelijke verzoening waar in veel kerkelijke kringen op gehoopt werd, was echter een illusie, meent De Graaf. "De Koude Oorlog was voor de DDR vooral een ideologisch conflict. Men wilde koste wat kost vasthouden aan de eigen overtuiging. Zonder die ideologie, de muur en de Stasi was er voor de DDR geen bestaansgrond."

Kerstverhalen van over de grenzen

Niet iedereen is thuis tijdens de donkere dagen van dit jaar. Velen van 'ons' zijn tijdens de komende feestdagen in het buitenland. Vanwege studie, onderzoek of anderszins. Acht afwezigen vertellen op Ublad Online tot en met de eerste week van 2005 over hun avonturen in het buitenland. Op deze pagina's stellen zij zich aan jullie voor. Hun verhalen zijn te lezen op www.ublad.uu.nl/kerst/verhalen.

Carina Nijssen

Germaine Custers (37)

Facts: Oud-student/medewerker UU, nu alumni ambassadeur UU in Spanje. Woont sinds twee jaar in Madrid, werkt als coördinator Spanje en Portugal voor het International Fellowships Program van de Ford Foundation.

Jouw kerst en oud & nieuw?

"Met een internationaal gezelschap gaan we een lunch voorbereiden en verorberen. Met oudjaar organiseren we een feestje met Spaanse vrienden, bakken we oliebollen en om middernacht eten we op elke slag van de klok een druif om het nieuwe jaar in te luiden."

Tip voor het kerstdiner!

"Pescado frito. Verschillende soorten gefrituurde vis, vergezeld van een schijfje citroen, stukje brood en witte wijn."

Joris Arensbergen (24)

Facts: Tweedejaars student master Neuroscience and Cognition. Zit in Boston (VS) van oktober 2004 tot en met augustus 2005. Loopt stage bij de Harvard Medical School.

Jouw kerst en oud & nieuw?

"Hopelijk wit. Koud buiten, warm binnen. Mijn vriendin komt vlak voor de kerst! Verder nog geen plannen. Ik weet wel dat ik tijdens de feestdagen naar het lab moet om cellen te verzorgen"

Tip voor het kerstdiner!

"Kalkoen misschien, want na Thanksgiving is ie in de aanbieding."

(n.b. Evelien en Marlies opereren als duo!!)

Evelien Peeters (21)

Facts: Vierdejaars geneeskunde, gaat naar Willemstad, Curaçao om te chillen en te kiten. Bovendien loopt ze samen met Marlies een co-schap gynaecologie tot eind januari.

Marlies Huijsmans (22)

Facts: 22 jaar, vierdejaars geneeskunde, gaat naar Willemstad, Curaçao voor een co-schap, maar, naar eigen zeggen, voornamelijk om te surfen en te chillen!

Jullie kerst en oud & nieuw?

"Op het strand met 25 graden, een bbq, cocktails en salsamuziek!"

Tip voor het kerstdiner!

"Geen idee."

Andere vraag: zeg eens iets typisch lokaals.

Kita bo karson (doe je broek uit, dit ter voorbereiding op het co-schap)

Letteke Swartjes (23)

Facts: Vierdejaars culturele antropologie. Zit in Quito, Ecuador voor haar afstudeeronderzoek sinds 18 september. Blijft tot en met 29 december 2004.

Jouw kerst en oud & nieuw?

"Waarschijnlijk bestaan de kerstdagen hier uit het misselijk worden van het vele eten. Oud & nieuw vier ik weer thuis in Nederland; hopelijk met al mijn vrienden én een bruisend feest."

Tip voor het kerstdiner!

"Of het echt lekker is weet ik nog niet, maar hét lokale gerecht van Ecuador is cavia. Je ziet ze langs de kant van de weg op spiesen ronddraaien. Voordat ik terugkeer naar Nederland zal ik een poging wagen."

Hanneke van Kooten (22)

Facts: Vijfdejaars student diergeneeskunde, verblijft van september 2004 tot met maart 2005 voor haar onderzoeksstage in Dunedin, Nieuw-Zeeland.

Jouw kerst en oud & nieuw?

"Met kerst wil ik gaan rondreizen, waarschijnlijk naar de westkust en het noorden van het Zuidereiland. Ik ben met Oud & Nieuw dus ergens tussen de bergen en de zee. Hopelijk met erg mooi weer, want de zomer is hier net begonnen."

Tip voor het kerstdiner!

"Pavalova, een typisch kiwi-nagerecht; een vrij harde witte taart, bestaande uit eiwitten en suiker, erg zoet, maar lekker."

Sander Borghuis (31)

Facts:Promovendus bij het Hydrotech Onderzoeks Instituut aan de National Taiwan University. Zit al een jaar in Taipei en is van plan nog twee en een half jaar te blijven.

Jouw kerst en oud & nieuw?

"Ik ben gewoon in Taipei met mijn vriendin en ik zou haar ouders kunnen uitnodigen voor de kerstavond.Oud & nieuw stelt hier niet veel voor. In Taiwan wordt ongeveer een maand later het Chinese Nieuwjaar echter wel groots gevierd. Daar kijk ik naar uit."

Tip voor het kerstdiner!

"Typisch Taiwanees, zoals gebakken zeevis, in rijstwijn gesmoorde 'dronken' kip, omelet met garnaaltjes en bosui snippers met rijst of glasnoedels."

Erik Jaap Molenaar (39)

Facts: Senior onderzoeker bij het Netherlands Institute for the Law of the Sea (NILOS). Hij woont met vrouw en twee dochters in Hobart, Tasmanië (Australië) sinds februari 2003 Blijft tot en met eind januari 2005.

Jouw kerst en oud & nieuw?

"De kerstdagen zullen we waarschijnlijk deels doorbrengen met vrienden hier. Daarna krijgen we bezoek van vrienden uit Nederland met wie we dagtrips gaan maken of een paar dagen gaan kamperen."

Tip voor het kerstdiner!

"Zeevruchtenbanket. Vorig jaar zaten we tijdens kerst in het zonnetje te genieten van lokale kreeft, oesters en kort geroerbakte scallops."

Wim Eggink (1920 - 1945)

Deze aandacht voor Eggink, over wie wij overigens niet al te veel weten, is terecht. Hij was niet alleen een actieve student, maar ook een principieel ingestelde jongeman die het hoofd hoog hield in een tijd waarin vrijwel de gehele leiding van de universitaire gemeenschap het hoofd boog. "Nooit zullen wij ons devies tot een aanfluiting maken: Sol Iustitiae Illustra Nos", aldus het slot van zijn protest tegen de oproep van rector magnificus Hugo Kruyt om het universitaire leven toch vooral voort te zetten nadat Joodse medewerkers in november 1940 door de Duitsers uit hun functies ontheven waren.

Wim Eggink werd geboren en getogen in Utrecht, als zoon van een tandtechnicus. Hij toonde al op jeugdige leeftijd politieke belangstelling. Zo was hij lid, en vanaf 1940 secretaris, van de Bond van Jong-liberalen, de jongerenorganisatie van de Liberale Staatspartij (wat weer de voorloper was van de VVD). In 1940 ging hij sociale geografie studeren en werd al vrij snel preses van studievereniging VUGS. Op dat moment wist hij al dat hij ondergronds zou gaan, want die conclusie was door de jong-liberalen gezamenlijk getrokken op een zomerkamp in datzelfde jaar. Aan de universiteit maakte hij al spoedig deel uit van de door de hispanoloog dr. Brouwer opgezette verzetsgroep.

De protestbrief tegen Kruyt was Egginks eerste verzetsdaad. Nadat Kruyt zijn bekende woorden 'Ook al voelt men zich gewond, daarom slaat men toch niet de hand aan zichzelf' had verspreid, reageerde Eggink hierop met de mededeling: "Met verwondering namen wij kennis van Uw oproep ons solidair te verklaren met de docenten, die de colleges aan onze Universiteit willen voortzetten. Het ware beter geweest wanneer U en de Academische Senaat zich solidair hadden verklaard met Uw verstoten collega's."

In 1941 nam Eggink het voortouw bij de oprichting van het Utrechtsch Studentencontact, dat het studentenverzet probeerde te coördineren. In dat kader gaf hij ook het blad Sol Iustitiae uit, dat in een oplage van 3000 exemplaren enkele keren onder de Utrechtse studenten werd verspreid. Het Studentencontact maakte deel uit van een landelijk netwerk, de Raad van Negen, die een belangrijke rol speelde bij het verzet tegen de zogeheten loyaliteitsverklaring. In 1942 was de Raad van Negen bij Eggink in Utecht te gast.

Hoewel hun persoonlijke verhouding lange tijd goed bleef, moet het politieke meningsverschil met de geografie-hoogleraar Van Vuuren, die in 1941 Kruyt als rector magnificus opvolgde, gigantisch zijn geweest. Lou de Jong noemt in zijn 'Koninkrijk' Van Vuuren "een autoritaire man die pro-Duits was". Of hij pro-Duits was is zeker de vraag, maar in ieder geval heeft hij de Duitse maatregelen nooit publiek afgewezen noch de leden van de universitaire gemeenschap die dit wél deden, gesteund. Van Vuuren waarschuwde Eggink zich niet in te laten met het verzet, "met die fanatieke mensen met hun bleke, weggetrokken gezichten", niet beseffend dat Eggink zelf één van de voortrekkers van die fanatiekelingen was.

Behalve binnen de universiteit was Eggink ook nog actief in het landelijke verzet tegen de bezetter. In 1943 stond hij aan de wieg van het illegale blad Ons Volk, dat met zijn oplage van 120.000 exemplaren tot de grootste verzetbladen van Nederland behoorde. Ook is hij betrokken geweest bij de Paroolgroep. Nadat in 1941 de Amsterdamse leden van deze groep waren opgepakt, zorgde hij er voor dat het Parool onder meer in Utrecht werd vervaardigd. In 1944 werd zijn betrokkenheid bij het Parool de reden dat hij werd opgepakt door de Sicherheitsdienst (SD). Eén van de Amsterdamse medewerkers sloeg bij het verhoor door waardoor de SD in januari 1944 op 70 adressen in het land kon binnenvallen, waaronder bij Eggink. Hij wordt gevangen gezet in kamp Amersfoort tot augustus 1944, toen hij voor het Obergericht in Utrecht werd geleid. Tijdens dit proces trouwde Eggink in de rechtszaal nog met de Leidse rechtenstudente en Ons Volk-medewerkster Hubar van Hellenberg, maar spoedig nadien werd hij getransporteerd naar een tuchthuis in Hameln. Daar overleed hij, op 24 qpril 1945, één maand voor zijn 25ste verjaardag.

De top 20

1. Buys Ballot, meteoroloog. oprichter van het KNMI

1. Wim Eggink, verzetsheld en student sociale geografie

3. Clara Wichman; feministe, preses van studentenvereniging UVSV

4. Gerard 't Hooft, Nobelprijswinnaar, hoogleraar theoretische fysica

5. Maarten van Rossem, hoogleraar geschiedenis en bekende Nederlander

6. André Klukhuhn, directeur Studium Generale

7. Catharine van Tussenbroek, arts, eerste Utrechtse vrouwelijke student

8. Hans van Ginkel, voormalig rector magnificus, nu in diezelfde functie aan de VN-universiteit in Tokyo

8. Gisbertus Voetius, eerste hoogleraar theologie, de 'vader' van de Utrechtse academie

10. Christiaan Eykman, Nobelprijswinnaar, ontdekker van de vitaminen

11. Friedrich Went, bioloog, oprichter van studievereniging UBV

11. Anna Maria van Schurman, eerste vrouwelijke student van Europa, Labadist

13. Petrus Donders, oogheelkundige

14. Johanna Westerdijk, eerste Utrechtse vrouwelijke hoogleraar, schimmeldeskundige

15. Nicolaas Beets, alias Hildebrand, auteur van de Camera Obscura, theologieprofessor

16. Marcel Minnaert, hoogleraar sterrenkunde, maatschappelijk activist

17. Hans Freudenthal; hoogleraar wiskunde, didacticus

17. Piet Vroon, psycholoog, columnist

19. Jan Veldhuis, langstzittende voorzitter college van bestuur van de UU

20. Herman von der Dunk, hoogleraar geschiedenis, polemist

20. Willem Pompe, hoogleraar rechten, humaniseerde het strafrecht

Christoph Hendrik Diederik Buys Ballot (1817 - 1890)

'Die altijd weet, van waar het waait, maar met geen wind ter wereld draait... Die hoe het buldert en tempeest, altijd bewaart een effen geest... Wiens naam, geprezen en beroemd, zoover de wind waait wordt genoemd.' Zo ging het feestrijm dat tijdgenoot en theologie-collega Nicolaas Beets maakte ter gelegenheid van Buys Ballots veertigjarige ambtsjubileum als professor. Dat feest in 1887 werd gevierd met huldigingen en toespraken in het gebouw voor Kunsten & Wetenschappen op de Mariaplaats, met een receptie ten huize van de jubilaris en met een diner in Hotel les Pays Bas (nu: Broers aan het Janskerkhof), waarbij ook de burgemeester aanzat.

Direct na zijn promotie in 1845 werd Buys Ballot benoemd tot lector in de geologie en de mineralogie en een jaar later in de theoretische scheikunde. Weer twee jaar later werd hij hoogleraar wiskunde, terwijl hij tussendoor nog colleges sterrenkunde verzorgde. In 1867 tenslotte werd hij hoogleraar fysica. Een wetenschappelijke omnivoor, dus, hoewel hij niet elk vak met dezelfde hartstocht beoefende. Het twintigjarig professoraat in de wiskunde bijvoorbeeld beschouwde hij als verloren tijd. Uiteindelijk was het de meteorologie waarmee deze Zeeuwse domineeszoon uit Kloetinge faam verwierf. Zijn naam is onlosmakelijk verbonden met de meteorologische wet die aan de basis ligt van elk weerkaartje: "Staande met de rug naar de wind, bevindt het lagedrukgebied zich op het noordelijk halfrond links van de waarnemer en het hogedrukgebied rechts van hem."

De wet was gebaseerd op veel waarnemingen en het daarop volgende cijferwerk. Theoretiseren deed Buys Ballot evenmin als experimenteren - ook al was hij de grondlegger van het fysisch laboratorium aan de Bijlhouwerstraat. Tellen, dat was zijn grootste kracht. Zijn nalatenschap bestaat vooral uit waarnemingsreeksen van neerslag, temperatuur, luchtdruk, wolkvorming of wind, en niet uit de interpretatie daarvan. De inspiratie voor deze manier van werken had hij opgedaan bij zijn leermeester Richard van Rees, die weerkundige waarnemingen verrichtte op de Smeetoren en de Domtoren.

Buys Ballot was een verdienstelijk fluitist, en zocht zijn vertier voorts in schaken, wandelingen, paardrijden of op zijn landgoed 'De Delle' op de Veluwe, waar een koepel hem uitzicht bood op de sterrenhemel. Als student bracht hij menig uurtje door in de sociëteit van het Corps, waarvan hij achtereenvolgens preses, senator, assessor en ab-actis was. Als hoogleraar bracht hij veel tijd door in zijn gezin waarvoor hij een grote genegenheid toonde. Wellicht vanwege de onfortuinlijke start van zijn huwelijksleven. Zijn eerste vrouw stierf vlak na de geboorte van zijn tweede kind en spoedig nadien stierf ook het eerste kind. Na vijf jaar hertrouwde hij, waarna hij nogmaals vader werd van vier kinderen.

Zijn grootste nalatenschap is het KNMI, waaraan hij ook nogal wat privé-geld spendeerde. Bedoeling van dit meteorologisch instituut was om zoveel mogelijk weerkundige data te verzamelen; in eerste instantie uit Nederland en uiteindelijk uit de hele wereld. Daarvoor richtte hij in 1873 het Internationaal Meteorologisch Comité op, waarvan Buys Ballot de eerste voorzitter was. Door de zo verkregen en via de pas uitgevonden telegraaf verzamelde data te vergelijken, zou het mogelijk moeten zijn de 'wedervoorzegkunde' te verbeteren - waarmee bijvoorbeeld boeren, zeevaarders en dijkwachters zeer bediend waren.

Met dit profijt van zijn onderzoek wist hij ook de regering in het KNMI te interesseren. In 1853 bezocht de minister van Binnenlandse Zaken J.R. Thorbecke sterrenwacht Sonnenborgh, de thuisbasis van Buys Ballot. "Binnen een kwartier uur tijds vatte Zijne Excellentie de betekenis van onze onderneming en gaf mij een crediet." Een jaar later was het KNMI een feit.

De grootste UU'ers Aller Tijden: student Eggink en meteoroloog Buys Ballot

Armand Heijnen

Dat Buys Ballot een winnaar is, wekt geen bevreemding. Als oprichter van het KNMI en daarmee de 'vader van het weerbericht', wordt heel Nederland nog dagelijks met zijn nalatenschap geconfronteerd. Verrassender is de eerste plek van de relatief onbekende verzetsheld Wim Eggink. Alleen bij geografie, en vooral bij studievereniging VUGS (waarvan Eggink preses was) wordt de naam van de oud-student nog in ere gehouden. "Als pleitbezorger van een onafhankelijke, vrije meningsuiting die respect als hoogste waarde beschouwde, is zijn nalatenschap méér dan actueel. Zijn koppositie is dus ook zeer verheugend", vindt de universitaire bestuursmedewerker Bas Nugteren, die zich sterk gemaakt heeft voor het vernoemen van de Universiteitsraadszaal naar onder andere Eggink.

Wellicht is uit deze uitkomst af te leiden dat het vooral studenten zijn geweest die aan de verkiezing hebben deelgenomen, en die op zoek zijn gegaan naar een 'soortgenoot'. Studenten waren mager vertegenwoordigd in de groslijst van de redactie. Behalve Eggink was er nog de keus uit patriottenleider Quint Ondaatje, die bij de huidige generatie ongetwijfeld minder tot de verbeelding spreekt.

In totaal kwamen er ruim 800 stemmen binnen via de website van het Ublad - dat is 2,8 procent van de totale UU-populatie. Ter vergelijking: aan de verkiezing van de Grootste Nederlander naar aanleiding waarvan Het Ublad dit evenement organiseerde, nam 0,3 procent van de Nederlandse bevolking deel.

Lezers konden elk drie stemmen uitbrengen. Ze hadden de keuze uit een door de redactie samengestelde lijst van 50 kandidaten en mochten - indien ze dat wilden - één zelf gekozen kandidaat voordragen.

Trui van Lier

De voorselectie van de redactie leidde tot enige commotie. De samenstelling van de groslijst is arbitrair en er kwamen dan ook tamelijk veel reacties binnen van mensen die kandidaten misten. Zo vond het universitair vrouwennetwerk vier vrouwen op de groslijst wel erg mager en riep op om de vrije ruimte te gebruiken voor het nomineren van een vrouw. Die lobby bleek succesvol: van de vier gekandideerde vrouwen komen er twee voor in de top 10: Clara Wichman en Catharine van Tussenbroek. Anna Maria van Schurman, de enige UU'er die ook voorkwam in de top 100 van de Grootste Nederlander (op 76), eindigde in de Ublad-verkiezing op een (gedeelde) elfde plaats.

In totaal werden er 73 eigen kandidaten genoemd, van wie vijftien vrouw. Eén van hen is Trui van Lier, een Utrechtse rechtenstudente die tijdens de oorlog haar studie afbrak om een kinderopvanghuis te beginnen, waarmee ze zo'n 150 joodse kinderen het leven redde. Ook de huidige voorzitter van het college van bestuur, Yvonne van Rooy, werd als eigen kandidaat naar voren geschoven. Koploper in de categorie 'eigen nominatie' is echter een man geworden en wel de wiskundige en Akademiehoogleraar van de KNAW, Hans Duistermaat.

Reservespits

Overigens werden er ook personen naar voren geschoven die niets of weinig met de UU hebben uit te staan, zoals Jan Tinbergen, René Descartes, Desiderius Erasmus of Martin Drent; die laatste is bij de redactie alleen bekend als Groningse groenteboer en reservespits bij FC Groningen!

Maar de meeste suggesties voor een eigen kandidaat waren toch serieus. "Ik begrijp niet dat de befaamde natuurwetenschapper Petrus van Musschenbroek (1692-1761), die de denkbeelden van Newton in Utrecht introduceerde, niet in de voorselectie is opgenomen", schrijft Kees de Pater. "Van Musschenbroek was van 1723 tot eind 1739 hoogleraar in Utrecht en daarna in Leiden. Vaak wordt hij vanwege de Leidse fles als Leids hoogleraar gezien, maar zijn werkzame periode lag in mijn visie eerder in Utrecht. De basis van zijn leerboeken is in Utrecht gelegd. In Utrecht publiceerde hij zijn wetenschappelijke verhandelingen over het magnetisme en de pyrometer was een uitvinding die in Utrecht plaatsvond."

Diergeneeskundedecaan Albert Cornelissen miste in de voorselectie Jeanette Donker-Voet. "Het opinieweekblad Elsevier stelde in 1998 een lijst samen van vijftig vrouwen die in de 20ste eeuw een bijzondere rol hebben gespeeld. Jeanette Donker-Voet staat op deze lijst. Volgens deze lijst heeft 'Jeanette Voet voor de toegang van meisjes tot de diergeneeskunde dezelfde betekenis gehad als Aletta Jacobs enige decennia eerder voor de humane geneeskunde'."

Alumnus Johan ten Berg tenslotte schreef: "Ik miste Willem Einthoven in het rijtje van Nobelprijswinnaars. Hij kreeg de prijs voor zijn uitvinding van het elektro-cardiogram, een apparaat waar de moderne geneeskunst nog steeds niet zonder kan. Einthoven deed zijn baanbrekende onderzoek weliswaar in Leiden maar studeerde vanaf 1878 in Utrecht. Bovendien: Einthoven richtte in 1880 studentenroeivereniging Triton op."

De deskundigen:

Hoogleraar Universiteitsgeschiedenis Leen Dorsman: "Ik vind die verkiezing van het Ublad leuker dan die van de Grootste Nederlander. Die landelijke verkiezing wordt gekaapt door rare sentimenten; tien jaar geleden zou het nog ondenkbaar geweest zijn dat Pim Fortuyn zelfs maar op die lijst was voorgekomen, laat staan winnaar werd. Wat dat betreft is de verkiezing van de Grootste UU'er homogener: het gaat om onze eigen wetenschappers. Dat is straight. De kans dat allerlei sentimenten een rol spelen, is veel geringer. Maar ik geloof er niks van dat zo'n verkiezing bijdraagt aan wat zo chic 'corporate image building' heet. Het kan wel de aandacht nog eens vestigen op de geschiedenis van je eigen instelling of van je vakgebied." Wat betreft het aantal vrouwen: "De lijst is correct, maar zij illustreert wel tegelijkertijd duidelijk hoe hopeloos we achter lopen aan de universiteit. Dat geldt trouwens niet alleen voor vrouwen. De hele allochtone sector komt op de lijst niet voor, of je zou de uit Sri Lanka afkomstige Quint Ondaatje als zodanig moeten typeren. Universiteitsgeschiedenis is tot eind 19de eeuw vooral een witte mannengeschiedenis."

De held van Dorsman is Donders. "Die man heeft mensen brillen gegeven die echt goed waren. Daarmee werd hij in zijn eigen tijd als een grote weldoener en bijna mystieke wonderdokter gezien. Hij gaf mensen weer het licht in hun ogen terug... zoiets. Wat mij vooral in hem boeit is zijn cross-over aanpak. Het opzoeken van grenzen tussen vakgebieden, wat momenteel zo bloeit, was voor Donders al vanzelfsprekend. De fysiologie, de psychologie, de oogheelkunde, de praktijk én de theorie én het experiment... hij was al een soort wandelend biomedisch cluster. En toch geen vakidioot: Donders hield ook erg veel van schilderkunst, muziek en literatuur. Bovendien was hij maatschappelijk actief in allerlei gezondheidscommissies in de stad, en natuurlijk was daar het Ooglijdersgasthuis voor minvermogenden, dat hij gedeeltelijk uit eigen zak bekostigde."

Renger de Bruin, hoogleraar Utrecht Studies en conservator van de historische afdeling van het Centraal Museum

"Dat Fortuyn de grootste Nederlander is geworden kan sterk beïnvloed zijn door lobby's, bijvoorbeeld vanuit de zakenwereld waar Fortuyn grote populariteit geniet. Bij het samenstellen van een waardevolle rangorde is zo'n lobby een behoorlijk verstorende factor. Toch ben ik dol op rangordes. Ik denk dat ranglijsten patronen zichtbaar kunnen maken. In de verkiezing van het Ublad wordt bijvoorbeeld duidelijk wie als bekendste wetenschapper wordt gezien. Dat zegt misschien meer over degenen die gestemd hebben en hun historisch besef dan over de persoon op wie is gestemd maar het geeft óók informatie over de performance en impact van zo'n persoon."

Zijn grootste UU'er is Voetius. "Wie heeft veertig jaar lang de universiteit zo sterk gedomineerd als Voetius? Je kunt hem toch een beetje zien als stichter van de universiteit, als grondlegger van een theologische richting die naar hem is vernoemd, als studententrekker en als man met een grote morele en politieke invloed in de stad. Voor de vroedschap die rond 1640 in de stad de macht had, gold Voetius als een soort goeroe. En hoewel zijn theologische opvattingen zeer orthodox waren, was hij als persoon weer onorthodox: alleen al het feit dat hij Anna Maria van Schurman van achter een gordijntje zijn colleges liet volgen, was voor die dagen zeer ongebruikelijk."

Misschien kiest De Bruin ook wel voor die oervader van de UU omdat de vroege tijd niet rijk vertegenwoordigd is op de kandidatenlijst? "Inderdaad zijn met name de 18de en 19de eeuw ondervertegenwoordigd. Daar had ik me nog wel wat kandidaten bij kunnen voorstellen: de arts G.J. Mulder bijvoorbeeld, die een belangrijke rol speelde in de cholera-bestrijding in de stad, die wetenschappelijk een verbinding legde tussen geneeskunde en scheikunde en die, politiek gezien, een belangrijke rol speelde in de anti-paapse Aprilbeweging."

Studenten Liz Oomens, penningmeester, en Adriejan van Veen, secretaris van de studievereniging van historici UHSK. "Een zinnig mens houdt zich niet bezig met dit soort uitverkiezingen", verwoordt Adriejan het sentiment onder historici. Liz: "Maar ondertussen loopt wél het halve instituut zich druk te maken over het feit dat Fortuyn wint, terwijl Van Oldenbarnevelt ergens laag in de top 100 zit. Die lijsten hebben ook iets chauvinistisch: 'Kijk eens welke prachtige, grote mensen onze instelling heeft voortgebracht'. Daar is wat mij betreft niks mis mee. Zo'n lijst is een vertoon van trots, maar tegelijk lokt ze discussie uit. Waarom Jantje wel en Eva niet? Niet dat daarmee het historisch besef zal toenemen, maar er wordt wel nagedacht over ons verleden." Adriejan is sceptischer: "De Grootste Nederlander heeft wel tot debat geleid, maar ik denk dat de Grootste UU'er daarvoor te high brow is. Er staat dan wel een nationale bekendheid als Maarten van Rossem op de lijst, en qua belang voor de instelling denk je al gauw aan de Nobelprijswinnaars, misschien ken je de naamgever van je gebouw nog een beetje, maar dan ben je als student toch wel weer uitgepraat over die universiteitsgeschiedenis. Ik kan me niet voorstellen dat studenten daar veel pauzetijd aan besteed hebben of dat er veel emoties zijn losgemaakt. Bij de Grootste Nederlander was dat wél het geval. Die verkiezing heeft de vaderlandse geschiedenis toch weer een beetje op de kaart gezet en de belangstelling daarvoor is in deze tijd van globalisering en multiculturaliteit groot."

En hadden de studenten graag meer vrouwen op de UU-lijst gezien? Liz: "Ik denk dat vier vrouwen op een lijst van vijftig een goede afspiegeling geeft van de universitaire geschiedenis. In de wetenschappelijke wereld zijn vrouwen nog steeds niet tot dezelfde hoogte doorgedrongen als mannen. Vrouwen horen niet op zo'n lijst te staan omdat ze vrouw zijn, maar omdat ze voor de UU als een soort icoon gelden. Binnen ons eigen geschiedenisinstituut is Maarten van Rossem nou eenmaal meer icoon dan pakweg de hoogleraar Middeleeuwen Mayke de Jong. So be it."

Liz grootste UU'er is Von der Dunk en Adriejan kiest voor Kernkamp, Geyl en Von der Dunk. "Zeker wat Geyl betreft is daar inhoudelijk veel voor te zeggen. Die had een grote internationale faam. Als je aan een buitenlander vraagt welke Nederlandse historici hij kent, is het antwoord steevast: 'Hoisingka en Kail'. Huizinga en Geyl, dus."

Joke Schuller, conservator bij het Universiteitsmuseum voor de UU-geschiedenis en de geschiedenis van het studentenleven "Dit soort verkiezingen zijn onzin. Als ik zo'n lijst met namen zie, dan valt mij vooral de diversiteit van die mensen op, en de diversiteit van redenen waarom ze bekend geworden zijn. Dat kun je niet onderling vergelijken. En als je het over universitaire geschiedenis hebt, dan waren vrouwen er gewoonweg lange tijd niet, dus is het niet vreemd dat er zo weinig vrouwen op de lijst staan."

Schuller kan zelf geen grootste UU'er uitkiezen "Ik zou er niet eentje als zijnde de belangrijkste uit kunnen pikken. Als beheerder van het hooglerarenarchief hier in het Universiteitsmuseum zijn al die mensen een soort hobby van me geworden, en heb ik ontdekt dat elke kandidaat ook weer zijn mitsen en maren heeft. Als kunsthistorica heb ik een zwak voor de hoogleraar Vogelsang, maar die komt niet op de lijst voor. Hij heeft bijvoorbeeld goede kunstenaars weten aan te trekken om de affiches bij de lustra van het Studentencorp te laten maken. Terwijl ik als museummens weer Hubrecht op de lijst van 'naamgevers' mis. Hij heeft een aantal glasmodellen van zeedieren aangekocht, die nu tot het mooiste bezit van het Universiteitsmuseum behoren. Ook als wetenschapper was hij niet onbelangrijk, omdat hij in Utrecht de leer van Darwin heeft trachten te introduceren."

'Door je aanwezigheid de ergste uitwassen voorkomen'

Rechtenstudent als waarnemer in Oekraïne

Erik Hardeman

"Het district waar ik als waarnemer optrad, lag in een echt Joesjtsjenko -gebied. Veel openlijke fraude ben ik daar zelf niet tegengekomen. Maar ik heb van mijn collega-waarnemers zoveel verhalen gehoord over falsificaties en intimidaties dat het voor mij als een paal boven water staat dat de verkiezingen niet volgens de regels zijn verlopen. Het enige duidelijke geval in mijn rayon betrof een gevangenis. Er zaten vooral mensen uit de streek dus het lag voor de hand dat de uitslag er redelijk overeen zou komen met die in de omliggende districten, waar meer dan negentig procent op Joesjtsjenko stemde. Maar tijdens de briefing in Kiev was ons verteld dat de uitslag in die gevangenis in de eerste ronde precies andersom was geweest. Bovendien waren een paar gevangenen mishandeld, omdat Janoekovitsj niet de honderd procent had gehaald.

"Op de dag van de verkiezingen reden wij om een uur of tien naar die gevangenis, maar daar werd ons verteld dat de stembus pas om één uur openging. Toen we om vier uur terugkwamen, kregen we echter te horen dat er tussen acht en één gestemd was. Ze hadden ons dus voorgelogen, maar bovendien was het gezien de procedure onmogelijk voor zoveel gevangenen om in zo korte tijd hun stem uit te brengen. Het is de vraag of daar überhaupt is gestemd. Als waarnemer mag je niet ingrijpen. Het enige dat je in zo'n geval kunt doen is het voorval doorgeven aan de centrale post in Kiev en dat heb ik dan ook gedaan.

"Ik ben waarnemer geworden, toen ik na mijn Amsterdamse rechtenstudie bij de VN vluchtelingenorganisatie in Londen werkte. Daar kwam ik in contact met de organisatie die namens de OVSE waarnemers uitzendt. Omdat ik als student vrijwilligerswerk had gedaan voor Stichting Mara, een organisatie die medische hulptransporten naar de Balkan organiseerde, had ik al flink wat internationale ervaring. Mede daardoor ben ik vrij gemakkelijk door de selectie gekomen. Nadat ik vorig jaar ben uitgezonden naar Servië, was dit mijn tweede klus. We waren in Oekraïne in totaal met 4000 waarnemers, die in tweetallen over het land werden verdeeld. Ik vormde een team met een oude Amerikaan, een wankelende bejaarde. Ik heb me uit de naad moeten werken, want die man heeft nauwelijks iets uitgevoerd. Omdat we een tolk en een chauffeur tot onze beschikking hebben en alles voor ons geregeld wordt, noem ik zo'n missie wel eens een schoolreis voor volwassenen, maar voor die Amerikaan gold dat echt. Een schande vond ik het, maar ja, wat doe je eraan.

"Wij zaten in het rayon rond Ternopil, een agrarisch en erg arm gebied ten westen van Kiev, met 225 stembureau's. Misschien wel het belangrijkste onderdeel van het werk doe je in de dagen voorafgaand aan de verkiezingsdag. We hebben die dagen zoveel mogelijk stembureau's bezocht en met de mensen in de organisatie gepraat. Sommigen vielen ons letterlijk in de armen, zo blij waren ze dat ze eindelijk eens konden vertellen hoe ze onder druk werden gezet om te zorgen dat de stemming niet te veel pro Joesjtsjenko zou uitvallen. En natuurlijk hoopten ze dat onze aanwezigheid de ergste uitwassen zou voorkomen. Je merkte ook dat de oude partij-elite het helemaal niet leuk vond om ons te zien. Want ja, ze moesten toch rekening houden met het feit dat wij op de verkiezingsdag wel eens onverwacht in hun stemlokaal konden opduiken. Natuurlijk kun je je afvragen wat het effect is van zo'n OVSE-missie, maar zelf denk ik dat het preventieve aspect heel belangrijk is.

"Wat mij echt heeft geschokt, was hoe zeer Oekraïne is doordrenkt van fraude en corruptie. In ons hotel waren ze stomverbaasd dat ik niet zelf het bedrag op de rekening wilde invullen. Een dergelijke sfeer hing ook rond de verkiezingen. Ik ben heel veel mensen tegengekomen met goede intenties, maar ze hadden allemaal een houding van: het maakt niet uit hoe goed wij het hier doen, want verderop wordt het toch wel verkloot. Ik moet zeggen dat ik daar nogal moedeloos van werd. Veel mensen waren ook bang om te praten als er anderen in de buurt waren. Niet verwonderlijk, want er hing permanent een sfeer van dreiging. Niemand zei hardop dat hij of zij onder druk was gezet, maar in alles voelde je de spanning. In die gevangenis vroegen we aan de organisatie of men dacht dat de uitslag daar een afspiegeling zou zijn van de vrije wil van de kiezers. Dat is moeilijk te zeggen, zei het hoofd van het stembureau. Gezien de omstandigheden was dat al een heel moedig antwoord.

"Ik ben nu weer ruim een week terug en in afwachting van een baan volg ik een zogeheten advanced master op het gebied van de mensenrechten in Utrecht. Uiteraard volg ik de gebeurtenissen in Oekraïne op de voet. Het Hooggerechtshof van Oekraine kan haast niet anders doen dan de officiële verkiezingsuitslag ongeldig verklaren. Als er nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven? O ja, dan zou ik dolgraag weer als waarnemer gaan. Want hoe je het ook wendt of keert, het is toch een unieke manier om in een heel korte tijd enorm veel te weten te komen van een maatschappij die tot op dat moment volkomen onbekend voor je is. In januari zijn er verkiezingen op de Westbank en in de Gazastrook. Dat lijkt me ook heel interessant."

Viktor versus Viktor

Op 31 oktober waren de presidentsverkiezingen in Oekraïne. Van de 24 kandidaten haalde er geen één een meerderheid waardoor een tweede ronde noodzakelijk was. Deze werd op zondag 21 november gehouden. De strijd ging toen tussen premier Viktor Janoekovitsj (54) en de kandidaat van oppositiepartij Onze Oekraïne Viktor Joesjtsjenko (50).

Janoekovitsj is pro-Rusland en is de favoriet van scheidend president van Oekraïne Koetsjma. Zijn tegenstander is pro-westers en wil als hij president is meer toenadering tot de Europese Unie zoeken. Janoekovitsj wordt als winnaar uitgeroepen, maar de oppositie bestrijdt zijn zege. De OVSE, de organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa, meldt dat niet alleen de eerste verkiezingsronde maar ook de tweede niet correct is verlopen.

De verkiezingsuitslag wordt onderzocht door het Hooggerechtshof Oekraïne en het hof verklaart de uitslag van de tweede ronde voorlopig ongeldig. Tot een uitspraak komt dit hof niet, het wil meer tijd om de dossiers te bestuderen. Ondertussen is het land in opstand. Aanhangers van Joesjtsjenko die zich in het oranje hullen, demonstreren al een week lang voor nieuwe, eerlijke verkiezingen.

Afgelopen dinsdag zegt kandidaat en premier Janoekovitsj in te stemmen met nieuwe verkiezingen als het Hooggerechtshof de uitslag ongeldig verklaart. Ook premier Koetsjma is inmiddels voor nieuwe verkiezingen. Hij vreest dat het land anders in twee stukken uiteenvalt.

De dominee Gremdaat van de pedagogiek

Armand Heijnen

Dr. Bas Levering, docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht en lector algemene pedagogiek aan de Fontys Hogescholen, analyseerde gedurende vier jaar 22 van die opvoedingsclichés. Hij maakte er een rubriek van in het tijdschrift Pedagogiek in Praktijk Magazine. Onlangs zijn die stukjes gebundeld in het meer dan sinterklaasvriendelijk boekje: 'Dat komt vanzelf wel goed'.

Die titel is er ook zo één. Een cliché om onnodige bezorgdheid weg te nemen, wat geen kwaad kan in een tijd van overdreven gespitst zijn op de ontwikkeling van je kind. Want ook al is er een probleem in die ontwikkeling methoden om het probleem te lijf te gaan zijn er ook, en dan komt het 'vanzelf wel goed'.

Het kenmerk van clichés is dat je niet bij de inhoud ervan stilstaat, dat je ze gedachteloos delibereert. Levering staat er juist wél bij stil, en die aanpak biedt hem de gelegenheid om op een luchtige manier belangrijke opvoedkundige thema's aan te snijden. Hij heeft het over de 'herinnering', over het 'nature-nurture' debat, over normen en waarden, over sociale mobiliteit of over zinloos geweld.

Tegelijk doet deze werkwijze een beetje denken aan dominee Gremdaat: "U kent die uitdrukking wel, lieve mensen: 'Daar moet je maar aan wennen'." Levering noemt deze platitude trouwens "de bulldozer onder de opvoedingsclichés." In de 'onderhandelingspedagogiek' is het een verademing af en toe deze kreet te kunnen slaken: hierover valt niet te onderhandelen of te discussiëren, hier geldt de waarom?-daarom!-dialoog.

Teleurstellend is het wellicht dat Levering ondertussen wel duidelijk maakt dat die simpele dialoog in de meeste opvoedingssituaties rationeel gezien eigenlijk niet te rechtvaardigen is. Want meestal valt er immers wel wat te onderhandelen. 'Je moet eten' is ononderhandelbaar. Maar is 'je moet witlof eten' dat ook? 'Daar moet je maar aan wennen' wordt meermaals door opvoeders opgevoerd om aan opvoedingsergernissen - en die betreffen doorgaans de meest onnozele aangelegenheden - een eind te maken. 'Je moet er maar aan wennen dat je je kamer moet opruimen.'

Niet eens zo erg trouwens, vindt Levering. Want veel kinderen zijn gevarieerd gaan eten, juist omdat ouders dat credo van 'je moet maar wennen aan spruitjes' verkondigden. En menig kind kan later, als het groot is, het feit dat de ouders tijdens vakanties hem of haar eindeloos langs kerken en musea hebben gesleurd, waarderen, hoe groot de weerzin op het moment zelf ook was.

Uit dit soort observaties van Levering - en daar komt Gremdaat weer om de hoek kijken - klinkt ook een zekere nostalgie door, een heimwee naar de tijd toen het opvoeden nog zoveel simpeler leek, toen rust, reinheid en regelmaat nog hoogtij vierden en de fatsoensbijbel 'Hoe hoort het eigenlijk' van Amy Groskamp-ten Have op het nachtkastje van elke opvoeder prijkte.

Bij de uitdrukking 'ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is' schrijft Levering: "Tegenwoordig is een kind dat goed gebekt is een kind dat van zich af kan bijten. Zo'n kind dat in de jaren vijftig zijn grote waffel moest houden." Klinkt hier iets van heimwee naar de jaren vijftig, de periode van Leverings eigen jeugd, in door? Zou kunnen, denkt Levering zelf, omdat hij veel kritiek heeft op de bijdrage van de moderne wetenschap aan ons dagelijkse opvoeden en onderwijzen. Maar waarschijnlijker wordt die nostalgische toon gewekt door de belegenheid van de besproken uitdrukkingen zelf.

Hebben opvoeders iets aan Leverings boek, anders dan enige plezierige leesmomenten? Wat vooral opvalt is de relativering die uit het boek spreekt: maak het opvoeden toch niet zo zwaar, geef het kind en jezelf wat ruimte, ook om fouten te kunnen maken. Inderdaad: 'Dat komt vanzelf wel goed'. In deze tijd - waarin weer schamper over de jeugd wordt gesproken, waarin opvoeden meer als moeizame dan als plezierige taak wordt gezien, waarin onderhandeling en prestatiedrang kernbegrippen zijn geworden - is 'take it easy' geen onbelangrijke boodschap.

'Zand erover'. Een pareltje uit het boek. Het betreft een in de pedagogische praktijk in onbruik geraakte aanpak. Maar om een einde te maken aan ridicule meningsverschillen en oververhitte discussies zou dit cliché een 'echte oplossing' kunnen bieden, aldus Levering. We laten onze goede relatie er niet door bederven, we maken de bron van het conflict onzichtbaar: vergeten en vergeven. Als dat geen goede opvoedingstip is?

Bas Levering: Dat komt vanzelf wel goed. En 21 andere opvoedingsclichés. Uitg. SWP Amsterdam. Prijs: 8,90 euro