Achtergrond

'Als het vol is, is het er verdraaid gezellig'

"Als ik nou geweten had waarvoor je kwam, hadden weaan het einde van de dag in de Faculty Club kunnen afspreken", zegtprof.dr. Dop B"r. De experimenteel neuroloog ontvangt me in plaatsdaarvan in zijn werkkamer in het AZU.

Het lijkt er inderdaad op dat de Faculty Club 'Helios' in hetAcademiegebouw - ingang: Achter de Dom 7 - een soort tweede thuisvoor B"r is. Met toenemend enthousiasme vertelt hij over deuniversitaire club naar Engelse snit waarvan hij voorzitter is.Personeelsleden en alumni kunnen à raison van 95 of 150 guldenper jaar lid worden. In ruil daarvoor kunnen ze in Helios tussen 'sochtends elf en 's avonds negen uur een collega of bekendeontmoeten onder het genot van een glaasje, een partijtje biljart ofeen maaltijd. Een lidmaatschap voor het leven kan óók enkost 2000 gulden.

"De benedenruimtes houden we exclusief voor de leden", verteltB"r. "Dat heeft nu nog als consequentie dat het daar voller zoukunnen zijn. Er is beslist belangstelling voor de 'huiskamer', maarmet pieken en dalen. Zo'n maandagavond rond dinertijd is het erstil. Amsterdamse collega's hebben ons verteld dat het bij hen tweetot drie jaar heeft geduurd voordat de club écht goed liep; zolang willen wij er niet over doen. Maar de benedenverdiepingopenstellen voor niet-leden, nee. Leden moeten toch ietsterugkrijgen voor hun 150 gulden."

Niet-leden kunnen de bovenverdieping huren voor een oratie- ofpromotiebuffet, een alumni-reünie, een vakgroepsbespreking,een congres of een werklunch. Dat loopt goed: de boekingen rollenbinnen, zowel voor de Sterrecamer, die zo'n 15 à 25 mensen kanherbergen, als voor de Kanunnikenzaal waarin 70 à 80 gastenterecht kunnen. "Maar leden worden op allerlei manierenvoorgetrokken", beklemtoont B"r nog maar eens. "Zij kunnenexclusief gebruik maken van de fietsenstalling, de biljart- enhuiskamer en - wat met de lente in zicht zeer aantrekkelijk begintte worden - van de prachtige tuin die bij de club hoort. De prijzenvan de bovenverdieping die we voor hen doorberekenen zijn veelscherper, soms is er sprake van een reductie van wel zestigprocent."

Dat het grootste deel van de universiteit in de Uithof zit, iswel een handicap, maar ook weer niet helemaal. "Het Academiegebouwis met fiets en bus heel goed bereikbaar. Als er al een drempel is,dan is die niet fysiekmaar psychologisch", meent de hoogleraar, diezelf bij voorkeur de fiets neemt en daaraan een "uitstekendeconditie" zegt te hebben overgehouden. "Maar de Uithof kan niet optegen de allures van de binnenstad. Waar zou je hier een clubmoeten vestigen? Boven in het Van Unnikgebouw? Mooi uitzichtwellicht, maar stijl...?"

De ruimtes in de binnenstad hebben wel degelijk cachet, hoewelB"r het nog een beetje te steriel vindt. "Zoals een net opgeleverdewoning", meent hij. "Het is allemaal nog een beetje te mooi. Maarik ben in gesprek met Peter de Haan, de directeur van hetUniversiteitsmuseum, om de boel op te vrolijken. Geenhoogleraarsportretten, want die hebben we genoeg in hetAcademiegebouw. De Haan dacht aan oude affiches vanStudentenlustra. Maar als je er zit en naar buiten kijkt", zwijmeltB"r verder, "dat uitzicht op Paushuize en die tuin... Waar zou jeliever na je werk even een biertje gaan drinken? Als het vol is, ishet er verdraaid gezellig."

Inmiddels hebben zich 800 leden aangemeld. Via een pasje hebbenze toegang tot Helios, maar nog niet alle pasjes zijn geleverd."Dat loopt nog niet zo soepel." Per avond bezoeken tussen de 5à 20 leden daadwerkelijk de geroemde ambiance. "We denkenerover een programma te bieden", aldus B"r. "Maar ik kan me ookvoorstellen dat als je hier komt om rustig een borreltje te drinkenen een krantje te lezen, of om wat te werken - wat met deaanwezigheid van telefoon-, computer-, e-mail-, fax- eninternetfaciliteiten heel goed mogelijk is - dat je dan niet zo'nbehoefte hebt aan een barpianist of een gedichten-declamatie. Maarwe zijn er mee bezig. In samenwerking met Studium Generalebijvoorbeeld, op bepaalde tijdstippen en in de bovenzalen, zou erbest iets te organiseren zijn waarmee de aantrekkingskracht van deFaculty Club verhoogd wordt.

"En er moet een snelle daghap komen", besluit B"r." "De cateraaris uitstekend en de kwaliteit van de maaltijden is buiten kijf.Maar er moet iets komen dat als je aan het eind van de dag,vóór een avondvergadering bijvoorbeeld, snel even wiltdineren, dat er dan ook snel iets geserveerd kan worden."

Armand Heijnen

Voor meer informatie op opgave kunt u zichwenden tot de gastheer/clubmanager J. Bonenkamp, Achter de Dom 7,3512 JN of telefonisch: 253.9910

Cartoon Network: 'dat is goede humor, lekker bot, surrealistisch en raar'

Cartoon Network: 'dat is goede humor, lekker bot,surrealistisch en raar'

"Al mijn vrienden en bekenden kijken Cartoon Network", zegt KoenValewink, ex-student journalistiek, "en dat zijn skaters,studenten, maar ook dertigers. Als ik lig te zappen blijf ik altijdwel hangen bij Cartoon Network." Ook student psychologie MartijnMulder is een groot liefhebber: "Ik vind looney tunes leuk, zoalsRoadrunner, en Tweety. Coyote van Roadrunner is echt goed. Die zieje zich echt concentreren, als hij weer een katapult maakt of zo.Net als die kat Sylvester. Dat is mijn favoriet. Tweety vind ikmaar een homo en Yogi Bear is ook niks aan." De echte toppers vanMulder zijn de cartoon Cow and Chicken en Dexter's Laboratory: "Datis goede humor, lekker bot, surrealistisch en raar."

Ook Valewinks favoriet is de cartoon Dexter's Laboratory. Hijheeft alle afleveringen al meerdere malen gezien: "Ik heb laatsteen marathon

opgenomen. Dus ik heb vier uur Dexter op tape." Zijn favorieteepisode is

die waarin Dexter door een mislukt experiment niets anders meerkan zeggen dan 'omelette du fromage'. Het blijkt het goede antwoordte zijn op alle wereldvragen, en Dexter schopt het tot presidentvan de Verenigde Staten. Er is echter een groot probleem: hetwachtwoord van Dexters laboratorium is 'Star Wars' en niet'omelette du fromage', dus onze held kan zijn laboratorium nietmeer in. Einde.

Het zijn dergelijke malle verhaallijnen die karakteristiek zijnvoor de new wave of cartoons. De belangrijkste exponenten hiervanop Cartoon Network zijn Johnny Bravo, Cow and Chicken en Dexter'sLaboratory, waarbij vooral de laatste een grote populariteit heeftverworven bij studerend, klaplopend of werkeloos Nederland. Dexteris een hyperintelligent jongetje van een jaar of zeven, met eengigantisch geheim laboratorium. Zijn experimenten mislukken vrijwelaltijd door toedoen van zijn oudere zusje Dee Dee, die bevalligrondhuppelt in een balletpakje, en met Barbiepoppen speelt. Dexter,op zijn beurt, geniet van nucleaire fysica, genetische manipulatie,en grote machines. Hij verafschuwt de collectieve gymles op school,of enge samenzweringen van meisjes. Het jonge genie spreekt eenvreemd accent, dat door de Amerikanen als Carpathisch-Scandinavischwordt omschreven. (Maar

voor Amerikanen is iets al snel Carpathisch-Scandinavisch.) Hetis wellicht het meest vreemde dat er nu op televisie te zien is.Mulder: "Het zijn van die hallucination generation toestanden. DatDexter af en toe schreeuwend door de lucht vliegt, net als in dieoude manga-tekenfilms met Remy, wanneer die verdrietig was." Dexterwerd het afgelopen najaar genomineerd voor een Emmy Award in decategorie Outstanding Animation Program. Voor dezelfde Emmy werdCow and Chicken voorgedragen.

Deze cartoon, een creatie van tekenaar David Feiss, gaat overeen elfjarige rebel without a clue, en zijn zevenjarig zusje. Deoudere broer pest zijn zuster, maar komt zo nodig ook voor haar op,zoals dat gaat bij broers en zussen. Het curieuze is echter dat deoudere broer een lelijke kip is van twee kilo, en het jongere zusjeeen lompe koe van tweehonderd kilo. (Mulder: "Dat is toch stom dateen koe en kip broer en zus kunnen zijn.") Cow en Chicken hebbenverder gewoon mensenvriendjes die het helemaal wijs vinden datChicken een snavel heeft, en Cow uiers. Zo nu en dan worden de tweegekidnapped door de Duivel, maar gelukkig is er ook Supercow, hetalter ego van Cow, die Spaans spreekt en kan vliegen. Cow enChicken hebben ook nog een neef: Boneless Chicken. Deze levendekipfilet kan alleen maar hangen of liggen, want hij heeft geenbotten. Hij compenseert zijn invaliditeit met het continu maken vanflauwe grappen, die altijd kunnen rekenen op een gulle lach van deeventuele omstanders.

Softie

Iedere aflevering bevat gelijksoortige absurdistische elementen.Daarnaast is er vaak sprake van een onnavolgbare seksuele lading,zoals de episode dat Cow aan het puberen slaat, last krijgt vanhaar kuddeinstinct en overal achteraan gaat lopen, of die keer datChicken met een paar vrienden een nachtelijke mission impossibleonderneemt naar het meisjestoilet op school, met walkietalkies engasmaskers. Ontroerend zijn de momenten dat Cow, uit purevrolijkheid en enthousiasme, haar eigen uiers gaat zoenen.

De cartoon Johnny Bravo maakt het supertrio van Cartoon Networkcompleet. Bravo is een grote sterke stud, die praat als ElvisPresley. Hij ziet zichzelf als Gods geschenk aan het vrouwendom.("Enough about me, now let's talk about... me.") Bravo bewondertzichzelf in de spiegel, maakt krachtige staccato bewegingen, engrossiert in coole openingszinnen om bij vrouwen in de smaak tevallen. De meisjes denken echter anders over Johnny en vallensteevast voor een softie. Een probleem dat iedere kerel van devierkante pot bekend voor moet komen. Ook de cartoon Johnny Bravowerd al eens genomineerd voor een Emmy Award, die in 1998 voor dezoveelste keer naar the Simpsons ging. Enterecht want dezesupercartoon initieerde (samen met Disneys's Little Mermaid in1989) de sterke opleving van de cartoonkunst in de jaren

negentig.

b:

tM%_8!#$&Na de gouden tijd in de jaren veertig en vijftig,toen mannen als Tex Avery en Chuck Jones, originele tekenfilmsmaakten, en types als Bugs Bunny en Daffy Duck het daglicht lietenzien, maakte de animatiewereld een diepe val, met als dieptepunt dejaren zeventig en tachtig, toen cartoons niet veel meer waren danverkapte commercials voor de dure action heroes, die je in dewinkel kon kopen. Nu in de jaren negentig, is er een nieuwegeneratie cartoonmakers opgestaan die de originaliteit en hetabsurdisme van de jaren vijftig koppelen aan de basaleverhaallijnen van serie's als The A-Team, waarmee de tekenaars zijnopgegroeid. De creatieven zijn opvallend jong. Genndy Tartakowski,de bedenker van Dexter is evenals Van Partible, de geestelijkevader van Johnny Bravo, nog geen dertig. David Feiss (Cow andChicken) is eind dertig, maar maakt ook deel uit van de generatiedie is opgegroeid met dag-televisie en de Star Wars Trilogie. Hetresultaat zijn cartoons met als enig doel het vermaken van luiemensen.

Ze bevatten psychedelische effecten, plotloze eindes, engrappige filosofische bespiegelingen met betrekking tot de aard vanhet menselijke bewustzijn, of het universum. Want de wereld van decartoons is de wereld van de geestelijke vrijheid. Mulder: "Incartoons kan alles, dat is wel heel relaxed. Je kan even doodgaanen dan is er niks aan de hand."

Gerard Janssen

'African Time' en schietende taxichauffeurs

Een bezoek aan Zuid-Afrika is sinds de afschaffingvan de apartheid in 1994 al net zo politiek correct als het kopenvan de wijn uit dat land. En er zijn genoeg redenen om erheen tegaan. Het land heeft een heerlijk klimaat en veel te bieden op hetgebied van cultuur en geschiedenis. Ook studenten vertrekken steedsvaker zuidwaarts.

Niet alleen toeristen en backpackers weten het land te vinden.Ook in de wetenschappelijke wereld loopt het storm. Erik van denBergh, medewerker van Kairos, een Utrechts advies- eninformatiecentrum over Zuid-Afrika, krijgt regelmatig vragen vanacademici die het land willen bezoeken.

Hij vermoedt dat de grote belangstelling van de laatste jarenhet gevolg is van een inhaalslag sinds het taboe op een bezoek isopgeheven. Ook signaleert hij een verschuiving. "Eerst gingen deprofessoren en de colleges van bestuur, toen volgden de docenten,en nu is het de beurt aan de studenten."

Een van de studenten die aanklopten bij Van den Bergh is Judithde Witte, vijfdejaars Algemene Letteren. De Witte keerde infebruari terug van een verblijf van zes maanden in Zuid-Afrika.Vanaf het begin van haar studie wist ze dat ze naar het buitenlandwilde. Toen ze het studiepad Literatuur en Cultuur in Zuid-Afrikaging volgen, stond meteen vast welk buitenland dat zou worden.

"De eerste tijd was het ontzettend wennen", vertelt De Witte."Ik zat op de UWC, de University of the Western Cape, en verbleefdaar de eerste maand op de campus. De universiteit is van oudsheropgericht voor kleurlingen, en ligt behoorlijk afgelegen. Omdat hetopenbaar vervoer niet veilig is, ben je er bijna van debuitenwereld afgesloten. Soms organiseren de bewoners van de campuseen meeting, maar daar houdt het ook wel mee op."

"Op de universiteit zitten nu nog steeds vooral zwarten enkleurlingen. Als een van de weinige blanken werd ik onwijsaangegaapt." Ook moest de Utrechtse wennen aan de typischearchitectuur op de campus. "De woningen op de campus zijn netbetonnen bunkers met overal tralies en hekken. We zaten met z'nachttienen op een gang, het was er niet zo hygiënisch en heteten was niet echt lekker."

Er zijn nog twee andere universiteiten in de West-Kaap. Diewarenoorspronkelijk voor blanken, zijn veel rijker en hebben beterefaciliteiten. Maar De Witte is blij dat ze naar UWC is gegaan."Daar merk je pas goed hoe die maatschappij in elkaar zit. Je komtin aanraking met de andere kant van het apartheidssysteem."

Wel besloot ze na een maand een eigen kamer te zoeken inKaapstad. Ze kwam terecht in een wijk met allemaal studenten enkunstenaars. "Heel gezellig. Je kon er 's avonds gewoon overstraat, naar de film, uit eten, naar de kroeg. De tijd op de campuswas achteraf gezien de meest indrukwekkende, maar dit was tochleuker."

Het was geen toeval dat De Witte op de UWC terecht kwam. Vantevoren had zij contact met Van den Bergh over haar onderzoek naarhet taalbeleid van de drie universiteiten in de provincie WestKaap. Samen met hem kwam ze tot de conclusie dat de EducationPolicy Unit op die universiteit voor haar een goede keuze zouzijn.

Onvoorbereid

Volgens Van den Bergh is het belangrijk dat mensen energiebesteden aan de voorbereiding van hun reis. "Het is een heel anderland, een heel andere cultuur en er zijn goede en minder goedeorganisaties waar je terecht kunt komen." Om in de behoefte aaninformatie te voorzien geeft Kairos een brochure uit over studie enstage in Zuid-Afrika. In de folder staan belangrijkewetenswaardigheden over het land.

Van den Bergh vindt het verbazingwekkend hoe onvoorbereidsommige studenten vertrekken. "Ze hebben geen idee hoe anders hetdaar is, ze gaan met zo'n Nederlandse geest op stap. Het openbaarvervoer is bijvoorbeeld heel anders dan in Nederland. Geweld isgangbaar, je moet goed weten wat je wel en niet kunt doen."

De Witte kan erover meepraten. "De eerste zes weken dacht ik:'ik zou hier nooit kunnen leven', ik voelde me zo onvrij. Je bentde hele tijd op je hoede. Je moet alles op slot doen en sommigedingen kun je gewoon niet doen, bijvoorbeeld naar bepaalde wijkengaan. Maar na die begintijd raakte ik er aan gewend, en voelde ikme eigenlijk net zo vrij als hier in Nederland."

"Eigenlijk heb ik maar van één buitenlandse studentegehoord dat ze was overvallen. Dat valt best mee, voor een periodevan een half jaar." Zelf was De Witte getuige van een schietpartijtussen rivaliserende taxichauffeurs. "Ik hoorde een paar hardeknallen, en zag vervolgens mensen uit de auto rollen. Ze warenbehoorlijk overstuur. Later bedacht ik me dat ze uit de autovluchtten omdat de chauffeur aan het schieten was. Even verderopstonden drie aan flarden geschoten busjes. Dan schrik je toch weleven."

Ook het verschil in aanpak van het onderwijs en begeleiding vielDe Witteop. "Je moet wel redelijk zelfstandig zijn, als je daarheen gaat. Het aantal studenten per docent is veel groter. Je moetdus niet verwachten dat ze alles voor je regelen. Ik kreeg een paarnamen van mensen die ik om mee te beginnen kon interviewen. De restmoest ik zelf organiseren."

"En dan kwam het dus wel eens voor dat iemand een paar uur telaat op een afspraak kwam, of gewoon helemaal niet. Wat dat betreftgaat het allemaal veel relaxter daar, 'Geniet de dag', is eenuitdrukking, maar wij, de buitenlandse studenten, noemden het ookwel African Time. Overigens zijn er ook organisaties die wel heelstipt en goed georganiseerd zijn, zoals die Unit waar ik zat."

De Witte organiseerde en financierde haar reis helemaal zelf."Ik had gespaard en eigenlijk wist ik niet zo goed hoe ik aan eenbeurs kon komen. Toen ik eenmaal terug was, hoorde ik pas over eenaantal mogelijkheden voor financiële ondersteuning. Bij BureauBuitenland ben ik voor mijn vertrek wel langs geweest, maar diekonden niet veel voor me doen."

Vermoedelijk gaat dat in de toekomst veranderen. BureauBuitenland en de faculteit Letteren namen het initiatief om eenexpertise-centrum op te richten over Zuidelijk Afrika. Doel van hetcentrum is ondermeer om de kennis te bundelen die er op deverschillende faculteiten is over Zuid-Afrika.

Margreet de Lange, coördinator van het centrum, vertelt datzij bezig is met het opzetten van een database. Maar zij wil zichook nadrukkelijk richten op studenten. Ze is bijvoorbeeld van planom nog voor de zomer een bijeenkomst te houden voor studenten vanalle faculteiten die interesse hebben in een reis naarZuid-Afrika.

Voor De Witte zit het er allemaal al op. Wat rest is afstuderen,met behulp van de informatie die zij verzamelde tijdens haar bezoekaan Zuid-Afrika. En de eerste oogst is al binnen: voor haar verslagkreeg ze een achteneenhalf. Niet alleen daarom is ze blij dat zegegaan is: "Het was fantastisch. Ik hoop dat ik ooit weer zo'n kanskrijg."

Hanneke Slotboom en Jurgen Swart

Informatie-adressen:

Kairos

Pauwstraat 7

3512 TG Utrecht

tel: 030-2319714

e-mail: _ HYPERLINK mailto:Kairos@knoware.nl__Kairos@knoware.nl_

Expertisecentrum Zuidelijk Afrika

Pauwstraat 7

3512 TG Utrecht

tel: 030-2369828

e-mail: _ HYPERLINK mailto:Margreet.delange@Let.UU.Nl__Margreet.delange@Let.UU.Nl_

Vakantie U-blad

De redactieburelen zijn gesloten vanaf 29 april tot enmet 16 mei.

De redactie verzoekt u vriendelijk hiermee rekening tehouden bij het aanleveren van Faculteitsberichten enUkjes.

Verkiezingen voor de Universiteitsraad


 

 

 


 

 

Illustratie: Peter Koch

 

 

'U-raad kan nog steeds een machtsfactor van betekeniszijn'

Ze lieten al in de eerste maanden hun spierballenzien met een motie van afkeuring over de begroting en dwongen hetcollege van bestuur dit voorjaar tot het schrijven van eenhuisvestingsplan. Maar tegenover de omstreden aankoop van hetKromhoutterrein en de outsourcing van het ACCU stonden zijbetrekkelijk machteloos. Is de Universiteitsraad-nieuwe-stijl detandenloze tijger geworden waarvoor velen vreesden, vroeg hetU-blad aan vier leden van de personeelsgeleding. Of snijdtuniversitaire medezeggenschap ook in het MUB-se tijdperk nog weldegelijk hout?

Voor dr. Jan van Dijk is het antwoord duidelijk. Dedocent/onderzoeker bij Sociale Wetenschappen die in 1997 via deAbvakabo lijst in de U-raad werd gekozen, is behoorlijkteleurgesteld in de gang van zaken en zal niet in de nieuwe raadterugkeren. Dat komt vooral omdat het college van bestuur haarmooie woorden over raadsleden als serieus te nemen gesprekspartnersniet of nauwelijks heeft waargemaakt.

"Volgens het college van bestuur zou de nieuwe U-raad eenplatform worden voor een permanente brainstorm met professionals.Dat klonk prachtig, maar de keren dat ik de afgelopen twee jaar metfundamentele inhoudelijke kritiek op voorstellen ben gekomen, werddaar eigenlijk nooit echt op ingegaan. Pas als de U-raad dreigdedwars te gaan liggen, gingen de noodklokken luiden en kwam men mettoezeggingen. Maar verder leek het er toch vooral op dat hetcollege zijn voorstellen alleen maar zo snelmogelijk aangenomenwilde krijgen. Het college heeft altijd gezegd dat de U-raad geenpolitiek orgaan moet zijn. Maar door zo defensief op kritiek tereageren en niet open het debat in te gaan, hebben de collegeledener zelf juist een politiek orgaan van gemaakt. Maar dan wel metweinig bevoegdheden. De huidige U-raad is vlees noch vis: het isgeen professioneel gezelschap dat bestuurt op hooflijnen. En het isook geen orgaan met voldoende medezeggenschap."

Teleurgesteld

Scheikundige dr. Rien de Bie, een van de twee U-raadsleden dieook al voor de invoering van de MUB in de raad zat en die de oudeen de nieuwe situatie dus goed met elkaar kan vergelijken, is hetin grote lijnen met Van Dijk eens. "Het college van bestuur heeftvan de nieuwe situatie geprofiteerd door veel macht naar zich toete trekken. Er is te weinig invulling gegeven aan het uitgangspuntvan een Universiteitsraad als platform voor overleg en discussie.Twee jaar geleden werd ons door het college bezworen dat deU-raad-nieuwe-stijl de facto op dezelfde manier zou blijvenfunctioneren als voor de invoering van de MUB, maar daar is nietsvan terecht gekomen. Het is heel duidelijk dat wij vergeleken metvroeger bijna niets meer te zeggen hebben. Ik moet zeggen dat mijdat nogal teleurgesteld heeft."

De Bie steekt de hand echter ook in eigen boezem. Want de raaden met name de twaalf personeelsleden daarin hebben in zijn ogenook schuld. "Doordat het systeem van fracties is vervangen door eensysteem waarin raadsleden op persoonlijke titel worden gekozen,heeft het de afgelopen twee jaar goeddeels aan onderling overlegontbroken. Vroeger had je fracties die vooraf overlegden envervolgens met een inhoudelijk standpunt de discussie ingingen. Nuer van overleg nauwelijks meer sprake is, hangt depersoneelsgeleding als los zand aan elkaar. Daardoor zijn we eenveel slechtere gesprekspartner voor het college dan vroeger. Alleenals we als personeelsgeleding in de toekomst gestructureerder gaanoptreden, denk ik dat we onze medezeggenschapfunctie kunnenwaarmaken."

Letterenvertegenwoordiger dr. Erik Kooper erkent dat vanstructureel overleg binnen de personeelsgeleding nauwelijks sprakeis geweest. Maar in tegenstelling tot De Bie en Van Dijk is hijbepaald niet ontevreden over de gang van zaken in zijn eerstezittingsperiode. "Het is waar dat het college van bestuur zich meermacht heeft toegeëigend, maar ik moet de collegeleden nagevendat zij serieus proberen om respons te vinden voor hun voorstellen.Zij luisteren wel degelijk naar argumenten. Kijk maar naar het feitdat er nu op verzoek van de raad een huisvestingsplanwordtgeschreven. Ik heb de afgelopen twee jaar eerlijk gezegd geenmoment de indruk gehad dat het college ons niet serieus nam."

Kooper heeft wel gemerkt dat hij als nieuweling erg zijn wegheeft moeten zoeken en dat dat zeker in het begin wellicht tenkoste is gegaan van een kritische opstelling. "Wat dat betreft iser een duidelijk verschil tussen de leden die via de kiescollegesin de raad zijn gekomen en de Abavkabo-mensen. Die komen uit eensfeer waarin een kritische houding ten opzichte van een bestuurveel meer vanzelfsprekend is. Dat hadden de andere leden toch watminder, maar daar is wat mij betreft zeker het laatste half jaarverandering in gekomen. Aan de andere kant heb ik er geen behoefteaan om die kritische opstelling al te zeer op de spits te drijven.Want ik ben ervan overtuigd dat het college ons als gesprekspartnerzo serieus neemt dat het een voorstel niet zal uitvoeren, als deraad daar in grote meerderheid niet achter staat."

Tanden

Een optimistische visie waar dr. André Manders van deAbvakabo-fractie zo zijn twijfels over heeft. Toch is het Mandersin tegenstelling tot zijn fractiegenoot Van Dijk nog meegevallenwat de raad-nieuwe-stijl heeft kunnen bereiken. "Eigenlijk heefthet college zijn wil maar één maal tegen de zin van deraad doorgezet. Dat was toen werd besloten dat de voorzitter nietmeer bij de collegevergaderingen aanwezig mocht zijn. In vrijwelalle andere gevallen hebben wij invloed gehad op de uiteindelijkebesluitvorming. Ik denk trouwens niet dat dat te maken heeft met dewelwillendheid van het college van bestuur, maar meer met het feitdat de raad regelmatig zijn tanden heeft laten zien. Dat wasoverigens vooral te danken aan de studenten, want eerlijk gezegdheeft de inbreng van de personeelsgeleding mij nogal teleurgesteld.Ik vond veel personeelsleden wel heel erg welwillend tegenover hetcollege van bestuur. Ik heb mijn bondgenoten deze twee jaar meerbij de studenten gevonden. Die waren tenminste bereid om er flinktegenaan te gaan."

Ook voor Manders staat als een paal boven water dat het lauweoptreden van de personeelsleden mede het gevolg was van hun gebrekaan organisatie. Maar wezenlijker is wat hem betreft eenfundamenteel verschil in benadering tussen de Abvakabo-leden en huncollega's. "Dat verschil vloeit voort uit de visie die men heeft opmedezeggenschap. Voor het college van bestuur en voor veelongebonden raadsleden betekent medezeggenschap niet veel meer daneen permanent gezamenlijk overleg, waarin het college de mening vande universitaire gemeenschap peilt en waarin de raad hoogstens eensignaalfunctie heeft. Voor de Abvakabo-ledengaat medezeggenschapverder. Voor ons houdt het in dat je de voorstellen die bestuurderslanceren grondig op hun wenselijkheid en op hun doortimmerdheidbeproeft. Dat wil niet zeggen dat je overal tegen bent, maar weldat je op een kritische manier en onafhankelijk van het college jestandpunt bepaalt.

"Ik heb dit voorjaar niet voor niets gepleit voor het vervangenvan de huidige medezeggenschapsraad door een ondernemingsraad. Inhet regelement van ondernemingsraden staat expliciet dat de ledenhun standpunt bepalen zonder dat de directie daar bij is. Vergelijkdat eens met het huidige reglement van de Universiteitsraad.Volgens ons Utrechtse regelement mag het college van bestuur bijelk overleg aanwezig zijn. Op zo'n manier kun je alspersoneelsgeleding toch nooit onafhankelijk je standpunt bepalen?Maar ja, het hele denken in Utrecht is doordrenkt van de gedachtedat het onfatsoenlijk is om iets buiten het college van bestuur omte doen. Dat wordt als subversief beschouwd. De studenten hebbendaar gelukkig minder last van, maar wil de Universiteitsraad haarkritische functie in de toekomst serieus blijven waarmaken, danzullen ook de ongebonden personeelsleden van die wel erg volgzameopvatting van medezeggenschap af moeten. Ik hoop dat de komendeverkiezingen een strijdbaar gezelschap opleveren. Als dat het gevalis, dan heb ik er alle vertrouwen in dat de U-raad, ondanks haarformele gebrek aan bevoegdheden, de komende tijd wel degelijk eenmachtsfactor van betekenis kan zijn."

Erik Hardeman


Een kopje thee voor een U-raadsstem.

Na bijna drie jaar rust op het verkiezingsfront ishet dit jaar weer raak. Behalve UOO hebben ook OEPS, Brug enMelodie zich gemengd in de strijd om de studentenzetels. En dus ishet campagnetijd. Brug schonk dinsdag een kopje thee.

Het is kwart voor twee in het Educatorium. Jaap Huibers heeftnet het verkiezingsdebat achter de rug en wacht nu op de pauze vaneen college sociale wetenschappen. Want Brug staat klaar met gratiskoffie en thee. Klaar om stemmen te werven voor de verkiezingenvoor de Universiteitsraad.

Vlug worden achter de koffiestand nog wat 'Brug'-postersopgehangen,terwijl Huibers naar de deur van de zaal snel, waartweehonderd studenten naar buiten stormen. Jaap houdt ze met eenglimlach tegen en wijst ze op het feit dat ze om de hoek een gratiskopje koffie kunnen nuttigen.

"Kunnen jullie ons helpen als je straks in de U-raad zit?"vraagt een meisje onzeker. "Jazeker, wij gaan mee met jullie vragenzoals: is onderwijs wel flexibel genoeg voor studenten die naasthun studie moeten werken? Wij kunnen jullie helpen om hier eenoplossing voor te vinden," zegt Huibers opgewekt.

Mariska (19) en Maite (20) denken dat het uitdelen van koffie enthee wel werkt. Ze weten nu in ieder geval dat er eenUniversiteitsraad is waarin studenten meepraten over hetuniversitaire beleid. En dat die studenten hen ook kunnen helpen.Mariska : "Zij staan wat dichter bij het bestuur en kunnen dusgemakkelijker dingen voor je regelen dan als je dat zelf zou moetendoen. Meer computers bijvoorbeeld. Ik zou daar zelf nooit de juistepersoon voor kunnen vinden." Maite denkt dat Brug door het uitdelenvan thee en koffie de U-raad maar vooral zichzelf populairdermaken.

"Kan ik ook op jou stemmen?" vraagt een eerstejaars studente."Natuurlijk," zegt Jaap allervriendelijkst. "Ik heet Jaap Huibers.Ik wil trouwens nog wel even duidelijk maken dat ik hetbelangrijker vind dat je stemt dan op wie je stemt. Dus zeg tegenvrienden en huisgenoten vooral dat ze moeten stemmen."

Het debat, de posters en het uitdelen van koffie en thee is nogmaar het begin. De komende dagen gaat Brug ook collegepraatjeshouden. Want uiteindelijk krijgen 22 duizend studenten eenstembiljet thuis en het zou toch zonde zijn als al die studentenhun stem niet zouden gebruiken.

Aan flyers uitdelen begint Brug niet, want de ervaring is datflyeren toch niet helpt. Voorlopig houdt Brug het bij koffie enthee uitdelen. "Het is een handige manier om meningen te peilen,"zegt Jaap. "We hebben wel het plan om halverwege de campage hettelefoonboek erbij te pakken en gewoon studentenhuizen te bellen,maar dat plan staat nog in de kinderschoenen." Langzaam druppelende studenten de collegezaal weer binnen, een waardevolle politiekeervaring rijker.


Weinig vuurwerk in verkiezingsdebatstudenten

'Internet wordt toch alleen maar gebruikt om naakte vrouwen tebekijken'

Geen verkiezing zonder lijsttrekkersdebat. En dusgingen drie van de vier studentenpartijen dinsdag figuurlijk metelkaar 'op de vuist'. Voor een zaal met zo'n 40 sympathisanten werdhet een beleefde discussie die maar zelden het scherpst van desnede haalde.

Omdat deeltijd-theologiestudent en enig kandidaat van Melodie,Chris Ytsma, zich de avond tevoren om vage redenen heeft afgemeld,gaat de discussie vanmiddag tussen de drie overigestudentengroeperingen. Eerst maar even voorstellen.

UOO-vertegenwoordigers Jade Gundelach en Jop Schaap laten nietna te vermelden dat zij eigenlijk de enige echte studentenpartijzijn. Uiteindelijk zijn zij voortgekomen uit de vroegerestudentenpartijen, waaronder nota bene ook Brug, een mededeling dietot schaapachtige blikken van enkele mede-debaters leidt. Verderstaat het UOO voor 'héél erg veel' en 'héélveel meningen' en wil ze zich sterk maken vooronderwijsvernieuwing, verdieping, ICT, internationalisering en talvan andere mooie dingen.

Brug heeft ook de nodige ambities, met name inhoud toevoegen aande vertegenwoordiging van studenten in de U-raad. Want maaréén studentenpartij is niet bevorderlijk voor debelangenbehartiging van studenten. Voorzitter Jaap Huibers hamertvooral op de bijna 25-jarige traditie van Brug als vereniging meteen brede achterban, dit afgezet tegen het vermeende gebrek aanervaring van het twee jaar oude UOO. Nog voor het debat goed en welis begonnen, vliegt de modder al vrolijk in het rond.

Dan komt Robin Langerak van OEPS aan bod. Hij houdt het simpel:het UOO is de afgelopen twee jaar zichtbaar tekort geschoten inhaar contacten met de achterban en OEPS wil hen middels deverkiezingen dwingen tot eerlijke participatie en betereprofilering van de studentenfractie.

Signaal

Bij gebrek aan inhoudelijke verschilpunten spitst het debat zichtoe op de vraag wat de twee nieuwkomers nu eigenlijk aan meerwaardekunnen brengen. "Leuk dat Brug inhoud wil toevoegen aan wat wijdoen, maar moet dat nou echt in een aparte partij?" vraagt JadeGundelach (UOO) zich af. "En bovendien: wat is breed? Wij hebbenkandidaten uit vrijwel alle faculteiten. Brug bestaat voor tachtigprocent uit rechtenstudenten."

OEPS wordt vriendelijk bedankt voor het uitlokken van deverkiezingen, maar krijgt de vraag wat de 'eerlijke participatie'waar lijsttrekker Langerak de mond van vol heeft, nu preciesinhoudt. Deze geeft toe dat dat een beetje een loze kreet is, entovert dan onverwacht een verrassende aap uit de mouw: inhoudelijkbestaat er eigenlijk geen enkel verschil tussenzijn partij en UOO.Hij heeft met de oprichting van OEPS alleen een signaal willenafgeven om het ingeslapen UOO wakker te schudden. Nu dat gelukt is,zou het best kunnen dat de partij weer wordt opgeheven en dat degekozen OEPS-kandidaten verder gaan als UOO-lid.

Terwijl de zaal verbluft grinnikt en Huibers nog snel evenverklaart dat het grote aantal rechtenstudenten op de Brug-lijstkan worden verklaard uit het feit dat er per kandidaat eencampagnevergoeding wordt uitgekeerd, besluit spreekstalmeester enU-raadsvoorzitter Johan Janssen dat het tijd wordt voor deinhoud.

"Wat zouden jullie doen met tien miljoen?" is zijn concretevraag. De student-politici slagen er maar met moeite in om concreette worden. Brug ("tien miljoen is niet veel") en UOO willen hetgeld allebei spenderen aan onderwijsvernieuwing en beterestudentenvoorzieningen. OEPS ziet meer brood in het digitaliserenvan de universitaire papierberg. "Dan doe je tenminste iets zinnigsvoor het milieu", spreekt de voormalige PSO'er in Langerak.

Naarmate het debat vordert blijkt OEPS niet alleen de meestdoordachte maar ook de meest originele standpunten uit te dragen."Studenten zijn verwend", vinden Langerak en zijn collega Brandsma."De prioriteit in het universitaire beleid moet bij onderwijsliggen en niet bij studentenvoorzieningen zoals sport, cultuur enthuisaansluitingen op Internet ("want die worden toch alleen maargebruikt om naakte vrouwen te bekijken"). Eensgezind bestrijdenBrug en UOO dit standpunt met het argument dat academische vormingonontbeerlijk is en dat er dus zeker niet mag worden beknibbeld opstudentenvoorzieningen.

Even lijkt het debat vaart te krijgen, maar dan zit het er alweer op. Een ongeduldige docent wil de zaal in voor het doelwaarvoor de U-raad hem heeft neergezet: goed onderwijs. Terwijlruim honderd niets vermoedende studenten zich naar binnenworstelen, vertrekken de kandidaten naar elders voor hunverkiezingscampagnes: op de bres voor nog beter onderwijs.

Nathan Vos & Erik Hardeman


Hoe zat het ook weer?

- De Universiteitsraad (koosnaam: U-raad) is het hoogstemedezeggenschapsorgaan van de Universiteit Utrecht. Twaalfpersoneelsleden en twaalf studenten bespreken er met het collegevan bestuur (zeg maar de Raad van Bestuur van de universiteit) hetbeleid. Sommige beslissingen mag het college van bestuur alleennemen wanneerde U-raad ermee instemt. Op veel andere punten heeftde U-raad alleen de bevoegdheid om het college een advies mee tegeven.

- De Wet Modernisering Universitaire Bestuursstructuur (MUB) diein 1997 in werking trad, ontnam de Universiteitsraad veelbevoegdheden, met als belangrijkste het vaststellen van debegroting. Die bevoegdheid ging naar het college van bestuur. Overdie begroting mag de U-raad nu alleen nog maar adviseren.

- Elk jaar zijn er verkiezingen voor de studentenzetels; in deoneven jaren wordt er ook gestemd voor de personeelszetels

- Voor invoering van de MUB waren alle U-raadsleden lid van eenfractie. Er waren drie personeelsfracties (NWP, Verbinding '91 enPWP) en drie studentenfracties (PSO, Brug en FCSU). Na invoeringvan de MUB werd in Utrecht gekozen voor een Universiteitsraad dieals representatief gesprekspartner van het college van bestuur zougaan fungeren. Dat kon volgens alle betrokkenen het best doorkiescolleges in te stellen die voor elk cluster van faculteitengoede kandidaten voor de personeelszetels zouden zoeken. Het nieuweUniversitair Overleg Orgaan (UOO) zou een representatieve lijst vantwaalf studenten samenstellen voor de studentenzetels. Op diemanier zouden verkiezingen overbodig zijn.

- De vakbond Abvakabo vond de personeelskandidaten in 1997echter allesbehalve representatief en voelde ook weinig voor eenrol als louter gesprekspartner. Op de valreep kwam zij daarom meteen eigen lijst. Daardoor moesten voor acht van de twaalfpersoneelszetels toch verkiezingen worden gehouden. Vier van dieacht zetels gingen naar Abvakabo-mensen. Ook dit jaar komtAbvakabo, nu samen met de andere bonden, met een eigen lijst.

- Bij de studenten leverde UOO twee jaar lang de kandidaten,zodat verkiezingen niet nodig waren. Dit jaar is dat anders omdatzowel Brug als de nieuwe formaties OEPS en Melodie aan deverkiezingen meedoen.

- Omdat noch de bonden noch de kiescolleges voor alle zetels eenkandidaat konden vinden, zijn voor zes van de twaalfpersoneelszetels geen verkiezingen nodig (zie pag. 16). De twaalfstudentenzetels zijn dit jaar wel allemaal inzet van deverkiezingsstrijd.

 

'Er wordt niet alleen gerouwd; er is ook hoop'

In de nacht van zaterdag op zondag organiseerde deOekumenische Studentengemeente Utrecht (EUG) voor het derdeachtereenvolgende jaar een Paaswake in de Janskerk. Ruim veertigdie-hards waakten tot aan het ochtendgloren en nog eens zo'nveertig jongeren bezochten de Paasnachtdienst en dedageraadsviering. In kleermakerszit of liggend werd de opstandinggevierd.

De donkere Janskerk wordt slechts verlicht door de Paaskaars eneen aantal over het koor verspreide waxinelichtjes. Een kleinetachtig mensen vormen een kring rondom een grote kei die de steensymboliseert waarmee het graf van Jezus was afgesloten. Hand inhand wordt niet alleen het Onze Vader gebeden maar ook het OnzeMoeder.

Na afloop van de dienst gaat een aantal mensen naar huis. Deoverblijvers verspreiden zich over de kerk. In de Janshoek, het bijde kerk behorende cafeetje, wordt koffie geschonken. Achterin dekerk staat een tafel waar brieven kunnen worden geschreven voorAmnesty International. Er is ook een tafel met kleurpotloden; defolder meldt: 'Je kunt kleuren en tekenen om dichter tot jezelf tekomen.' De meesten scharen zich echter rond de Paaskaars. Inkleermakerszit of liggend maken zij zich op voor een langenacht.

De Paaswake kent een lange traditie. Al in de derde eeuw naChristus wordt er in de Paasnacht gewaakt, vertelt LiesbethTimmers, lid van de liturgie-commissie van de EUG. "De vraag waarze toen al mee worstelden, en waar wij ook al drie jaar mee bezigzijn, is wanneer vier je nou dat Jezus is opgestaan. Wanneer breektde feestvreugde los?" Twee jaar geleden werd de opstanding pasgevierd tijdens de

dageraadsviering om zeven uur. Vorig jaar stond de dienst van 12uur 's nachts al in het teken van de belofte van opstanding. "Nadeze twee uitersten, moesten we dit jaar weer iets nieuwsverzinnen", zegt Liesbeth. "We hebben toen gekeken waar hetevangelie van Marcus ons brengt. Zo zijn we op de naam 'Nacht vandroom en van verlangen'

gekomen. De boodschap is gegeven, het licht is er al. Jezusheeft gezegd: 'Ik zal de tempel binnen drie dagen weer opbouwen'.Achteraf is duidelijk wat daarmee bedoeld werd, maar in de dagenvan Jezus heerste er vooral verwarring." Daarmee is volgensLiesbeth de sfeer voor de wake gezet. Er wordt niet alleen gerouwd,maar er is ook uitzicht en hoop.

Worsteling

Terwijl in de kerk wordt gewaakt en gemusiceerd, zitten op eenbankje in de Janshoek Marlies Meeuwisse en John van Soest aan dekoffie. De studente Algemene Sociale Wetenschappen (25) is eenvaste bezoeker van de Janskerk. Dit jaar doet ze voor de eerstekeer mee aan de Paaswake. "Ik wilde het gewoon een keer meemaken.Sinds een aantal jaren ben ik bewust bezig met Pasen. Zo vast ikbijvoorbeeld al vier jaar."

John (32) komt ook regelmatig in de Janskerk. Toch noemt hijzichzelf atheïst. "Ik geloof wel, maar ik weet niet zo goedwaarin. In ieder geval niet in een God. Naar mijn idee bestaat Godalleen bij de gratie van inbeeldingsvermogen. Zonder mensen is ergeen God."

Ook Marlies' relatie tot God is niet eenduidig. Ze omschrijftgeloven dan ook als een worsteling. "Ik wil wel, maar ik durfniet", zegt ze. "Geloof is zo moeilijk te grijpen. De tien gebodenzijn voor mij wel een soort leefregels, maar het is moeilijk om eenbeeld van God te krijgen." Onlangs volgde ze een cursus overgodsbeelden. Dit heeft haar doen beseffen dat God voor haar vooralliefde en vertrouwen betekent en niet zozeer verwijst naar eenpersoon. "Ik ben iets dichterbij gekomen, maar ik ben er nog steedsniet helemaal uit."

Om twee uur begeven Marlies en John zich weer naar de kerk waarhet eerste liturgisch moment begint. Ieder uur wordt er een stukuit de bijbel gelezen waarna gezang weer een nieuwe stilte inluidt,een stilte die ruimte schept voor overpeinzing.Net als Kerstmis isPasen een tijd van bezinning, aldus Liesbeth Timmers. "Ik vindPasen zelfs belangrijker. Kerstmis gaat alleen om nieuw leven,terwijl de Paasnacht over leven en dood gaat. Door de dood heenbestaat er nieuw leven."

"De dood is in mijn leven heel dichtbij geweest", verteltLiesbeth. "Ik ging dan ook naar deze wake toe met het idee dat ikmet persoonlijke dingen bezig zou zijn, maar nu ik hier eenmaal bengaat het om veel bredere dingen. Mijn persoonlijke verhaal speeltwel mee, maar het komt op een soort hoger plan."

Bij het krieken van de dag, als de laatste kreten van dronkencorpsleden nog gedempt de kerk binnendringen, wordt er weer eenkring gevormd. Voor het doopvont zitten twee meisjes op eenslaapzak. Het brood en de wijn worden rondgedeeld. Tijdens devoorbeden kan iedereen die dat wil uiting geven aan zijn of haargedachten van de afgelopen nacht. Een meisje houdt een watonsamenhangend verhaal over het milieu, een ander vraagt God ommededogen met de Kosovaren.

Na de dageraadsviering wenst men elkaar een gezegend Paasfeest.Er wordtgekust en omhelsd. De plechtige stemming slaat om infeestvreugde. Er wordt gedanst, eerst nog wat schuchter eenzonnedans, maar later meer uitgelaten op het ritme van weergalmendeAfrikaanse troms.

Ondertussen wordt in het schip van de kerk een langeontbijttafel gedekt. Ook de mensen die niet de hele nacht gewaakthebben schuiven aan. "Ik ben om drie uur naar huis gegaan", zegteen meisje. "Ik heb dus wel wat geslapen, maar ik ben tochdoodmoe." Een jongen meent dat ze beter had kunnen blijven: "Detijd vloog voorbij."

"Er is maar één jongen in slaap gevallen", verteltvoorgangster Jasja Nottelman. Ze is erg enthousiast. Het was haareerste Paaswake. "Ik vond het heel bijzonder, overweldigend." Voorde laatste keer spreekt ze een zegening uit. Het delen van demeegebrachte spijzen kan beginnen.

Wendelmoet Kuipers en Raymond van deWiel

Academische Omnivoren



Geen weldenkend mens zal de universiteit nogkenschetsen als een Ivoren Toren. In de eerste plaats omdat ditbegrip door het intensieve gebruik wat sleets is geworden. In detweede plaats omdat het evident is dat de universiteit allang ineen open verbinding staat met alle aanpalende gebieden. Datbewijzen ook de negen portretten van Utrechtse geleerden in hetboek 'Beroep op de wetenschap'.

Het hoger onderwijs is toegankelijk voor een ieder die zich erop basis van intellect en belangstelling voor kwalificeert. Hetonderscheid tussen toegepaste en fundamentele wetenschap heeft allebetekenis verloren. De eerste, tweede en derde geldstroomvloeien

samen, vrijwel meteen nadat zij het Lobith van de academischewereld zijn gepasseerd. Onderzoek wordt mede aan zijnmaatschappelijke relevantie getoetst. De universiteit neemt demores van het bedrijfsleven over, getuige de verzakelijking van debedrijfsvoering.

En de student? Die ontzegt zichzelf al jaren de genoegens vanhet dolce far niente; het academisch Arcadia - gesteld dat dat ooitheeft bestaan - is verwoest, en vrijwel niemand lijkt het tebetreuren.

De beeldvorming van "de universiteit die allang niet meer is watze wordt verondersteld ooit te zijn geweest" heeft iets weg van eeninvented tradition. Er manifesteert zich dezer dagen dan ook eenbehoefte om met de mythe van de besloten universiteit af terekenen. Zo verdedigde de Wageningse filosoof Peter Baggen vorigjaar september een proefschrift waarin hij poogde aan te tonen datop de sereniteit van weleer wel wat valt af te dingen. Ook in denegentiende eeuw werd de universiteit op haar maatschappelijkeverantwoordelijkheid aangesproken, was van sociale exclusiviteitgeen sprake en was het hoger onderwijs onderhevig aan deturbulentie van een grillige overheid en een gretige markt.

Diezelfde motivatie - het relativeren van dediscontinuïteit in de universiteitsgeschiedenis - gaf deaanzet tot een opstellenbundel over spraakmakende engezichtsbepalende Utrechtse hoogleraren. De roem van sommigen -zoals C.H.D. Buys Ballot, F.C. Donders en H.R. (Hugo) Kruyt -strekt zich tot deze tijd uit. Al was het alleen maar omdat er inUtrecht straten of gebouwen naar hen zijn vernoemd. Maar van demeesten is de naam slechts nog bij een enkele vakgenoot bekend.

Nietig

Neem Willem Gerard Brill (1811-1896), telg uit een bekenduitgeversgeslacht, holist avant la lettre. Als hoogleraarNederlands en Vaderlandse Geschiedenis heeft hij zich nadrukkelijkbinnen de culturele elite van Utrecht gemanifesteerd. Met eeneindeloze reeks pamfletten en voordrachten waarin hij het bezielendverband opriep van taalkundige fenomenen of van de Nederlandsegeschiedenis. Niet de details interesseerden hem, of de feiten -die hij zielloos achtte - maar de hoofdlijnen van het grote geheel,en het plan van God dat zich in de geschiedenis der mensheidmanifesteerde. In de nadagen van zijn professoraat stonden devakspecialisten op. Maar Brill bleef dapper en onbegrepen naarwijsheid streven. Want wijsheid leidde tot een hogere orde vaninzicht dan wetenschap.

Aan deze taakopvalting, waarmee Brill zich in zijn eigen tijd alver buiten de wetenschappelijke mainstream plaatste, ontleent dehedendaagse biograaf weinig houvast. Pogingen om 's mans werk enleven te duiden, culmineren in welwillend geformuleerde zinnenwaaruit blijkt dat hem geen enkele blijvende betekenis kan wordentoegekend. "Brills oratorisch talent zal veel hebben moetencompenseren", schrijft L. van Driel, de auteur van dezebijdrage.

Ook anderszins kon hij niet met zijn illustere tijdgenotenwedijveren. Op menigeen wekte hij de indruk de nietigheid van zijngestalte - hij mat anderhalve meter - met academische pretenties engeposeerde deftigheid te willen compenseren. In geen beschrijvingvan Brill ontbreekt een verwijzing naar zijn postuur. Brillscollega-hoogleraar Quak bracht in zijn 'Herinneringen' deprofessorenkransen ter sprake die zowel door de 'betooverende'Donders als door Brill werden bezocht. "Zijn kleine onaanzienlijkegestalte, gestoken in een iets te deftig voorkomen, maakte dat hijin een eenigszins grooten kring niet dadelijk de hem toekomendebelangstelling of aandacht, die hij zozeer verdiende, trok."

Maar de kleine Brill en de grote Donders hadden ook iets metelkaar gemeen. Dat hun biografische schetsen elkaar flankeren in debundel 'Beroep op de wetenschap', is door meer overwegingeningegeven dan dat zij tijdgenoten waren. Zij meden, net als deoverige geportretteerde hoogleraren, het isolement van de Academie.Zij wilden de gemeenschap dienen, en ieder deed dat op zijn eigenwijze. Zij waren actief op meerdere fronten, en ontleenden hunreputatie vaak aan werkzaamheden die zij in andere hoedanighedendan die van hoogleraar ontplooiden. Zo mocht de hoogleraar in denatuurkunde C.H.D. Buys Ballot in zijn eigen tijd dan als de'glorie van de Utrechtse hogeschool' hebben gegolden, dit lofdichthad feitelijk betrekking op zijn métier als meteoroloog. Heteenwas in zoverre van belang voor het ander dat de Utrechtseuniversiteit volop in de algemene eerbied voor Buys Ballot heeftkunnen delen, maar van een vruchtbare interactie tussen zijnacademische en buiten-academische werkzaamheden was nauwelijkssprake.

Integendeel. Noch als onderzoeker, noch als onderwijsgevendeheeft hij een verpletterende indruk op zijn tijdgenoten gemaakt.Uit frustratie hierover heeft hij in zijn levensmiddag 'demeteorologie als een speelpop ter hand genomen'. Daarbij ging hijniet als wetenschapper te werk, maar meer als verzamelaar vanweerkundige data waaraan hij een bepaalde wetmatigheid hoopte teontlenen. Daarbij achtte hij het stramien in zijn waarnemingen vangroter belang dan een mogelijke verklaring voor het gebodene. Hijwilde niet in de eerste plaats een bijdrage leveren aan detheorievorming rondom de meteorologie, maar aan haar praktischebetekenis voor - onder andere - de scheepvaart. In die zin was BuysBallot, aldus zijn biograaf F. van Lunteren, "het tegendeel van demoderne beroepsbeoefenaar."

Toepasbaarheid

En zo ontlenen alle hoogleraren die met een biografisch portretin 'Beroep op de wetenschap' zijn bedacht hun reputatie voor eenbelangrijk deel aan activiteiten die zij buiten de studeerkamerhebben ontplooid. Donders gold als 'weldoener der menschheid' opgrond van zijn inzet voor minvermogende ooglijders en zijn bijdrageaan de professionalisering van de optometrie (die tot dan toe hetdomein was geweest van kwakzalvende brillenventers). Kruytbelichaamde het maatschappelijk engagement van de onderzoeker.Fundamentele wetenschap ontleende haar betekenis niet aan vernuftmaar aan toepasbaarbeld - al was die niet altijd meteen zichtbaar.De bioloog Pieter Harting stelde zich teweer tegen de opmars dervakspecialisten die, zo meende hij "opperlieden (blijven) maarnooit architecten worden." Die rol was weggelegd voor deacademische omnivoren die de verschillende disciplines vandwarsverbanden wisten te voorzien. Mensen zoals Harting zelf. Hijzette zich niet alleen in voor de paalwormbestrijding, maar greepook het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog aan voorbespiegelingen over de ontwikkelingsgang der mensheid.

Soms doet het getoonde engagement verrassend eigentijds aan.Zoals de vermaning van de historicus G.W. Kernkamp aan zijnvakgenoten om zich meer rekenschap te geven van het lot van denaamloze onderworpenen van de geschiedenis. "Zelden wierpen zij eenblik in de werkplaats van den industrieel, het kantoor van denkoopman of de kajuit van den schipper; nooit overtraden zij dendrempel van de woning van den arbeider, of het krot van denproletariër." Nog herkenbaarder is debijdrage van Kernkamp aande eeuwige strijdvraag of de universiteit specialisten ofgeneralisten moet opleiden. En ook de wenselijkheid van een innigerelatie tussen wetenschap en bedrijfsleven hield hem bezig.

Sander van Walsum, Illuster


Beroep op de Wetenschap

De bundel 'Beroep op de wetenschap - Utrechtse geleerdentussen universiteit en samenleving' is de tweede publicatie diedoor de commissie geschiedschrijving van de Universiteit Utrecht isverzorgd. In 1995 verscheen onder auspiciën van deze commissiehet boek 'Ook al voelt men zich gewond - de Utrechtse universiteittijdens de Duitse bezetting 1940-1945' van de hand van Sander vanWalsum, toenmalig hoofdredacteur van het U-blad.

De commissie verricht haar werkzaamheden onder devleugels van de vakgroep Geschiedenis en wordt gesubsidieerd doorde Universiteit Utrecht. Momenteel onderzoekt de commissie demogelijkheden om een complete geschiedschrijving van de UU te doenverschijnen, die het wat gedateerd rakende standaardwerk van dehoogleraar Kernkamp 'De Utrechtsche Universiteit 1636-1936' zoumoeten gaan vervangen.

L. Dorsman (red.): 'Beroep op de wetenschap -Utrechtse geleerden tussen universiteit en samenleving1850-1940'.Uitg. Matrijs. Prijs: 49,95 gulden.

'Kinderen uit stiefgezinnen blijken behoefte te hebben aan rust, ritme en regelmaat'



Kijk ook eens op de homepages van Albo Helm: http://utopia.knoware.nl/users/albohelm/

http://spidernet.nl/~albo_helm/


Studium Generale over het gezin in de volgendeeeuw

'Kinderen uit stiefgezinnen blijken behoefte te hebben aanrust, ritme en regelmaat'

Vader, moeder en gemiddeld twee kinderen. Zo ziettraditiegetrouw het doorsnee Nederlandse gezin eruit. Maar hoe langnog? Scheiding, adoptie en homohuwelijken leiden tot nieuwegezinsvormen. Studium Generale neemt vanaf maandag 12 april al dienieuwe gezinnen gedurende vijf weken onder de loep. Hekkesluiter inde lezingenreeks is dr. Ed Spruijt, hoofddocent kinder- enjeugdstudies. Hij presenteert op 10 mei zijn onderzoek naar degevolgen van echtscheiding. Eén daarvan is de opkomst van eennieuw type gezin: het stiefgezin.

Wordt het stiefgezin het meest voorkomende gezinstype in de21ste eeuw?

"Ik hoop het eigenlijk niet. Maar ik denk dat het getalsmatigwel een heel belangrijk gezinstype zal worden. Het aantalechtscheidingen is nu al 35.000 per jaar, terwijl jaarlijks 80.000huwelijken worden gesloten. Over een tijdje loopt de helft van hetaantal huwelijken uit op een scheiding. Aangezien verreweg demeeste mensen na een scheiding streven naar een nieuwe relatie zalhet aantal stiefgezinnen zeer toenemen. Het aantal echtscheidingenbij tweede huwelijken is vervolgens nog hoger dan bij eerste,namelijk 60 procent. Dat is ook niet zo gek, want als je hetvergelijkt met een eerste huwelijk zijn er nogal wat risicofactorenextra. Je begint op een meer gevorderde leeftijd, er zijn kinderenin het spel, je hebt te maken met ex-en, met ouders die misschienverzorgd moeten worden, met familie. Noem maar op. Het is veelmoeilijker een goed evenwicht te vinden in een stiefgezin dan ineen eerste gezin."

Hoe verschillen hedendaagse stiefgezinnen van stiefgezinnenuit vroeger tijden?

"Vroeger - voor de oorlog - kwamen met namestiefmóedergezinnen veel voor. Oorzaak was meestal de doodvanmoeder in het kraambed. Vader hertrouwde zo snel mogelijk, wanthij moest op het land werken en er was wél iemand nodig voorhet huishouden en de verzorging van de kinderen. Die nieuwe vrouwwerd met name in agrarische gezinnen vaak gezien als een bedreigingvoor het bezit van de familie van de man en van de overleden vrouw.Stiefmoeders werden dus met argusogen bekeken, ze hadden eennegatief imago. Inderdaad, vandaar die sprookjes vol kwaadaardigestiefmoeders.

"Het woord stiefgezin roept nog steeds negatieve associaties op.Herhaaldelijk is gepleit voor een andere naam. Maar alternatievebenamingen als 'opnieuw samengesteld gezin', 'tweede gezin' of'hertrouwgezin' raken niet echt ingeburgerd. Het zal voorlopig nogwel even 'stiefgezin' blijven."

Evenwicht

Sinds wanneer wordt er onderzoek gedaan naar modernestiefgezinnen?

"In de tweede helft van de jaren tachtig hebben wij vanuitUtrecht voor het eerst landelijk onderzoek gedaan naar hetNederlandse doorsnee stiefgezin. We moesten een steekproef trekken,want stiefgezinnen staan nergens als zodanig geregistreerd. We zijngestart bij de voogdijregisters van de kinderen. Als een kindgescheiden ouders had, bepaalde de rechter destijds nog welke vande ouders het gezag kreeg over de kinderen. De ander werd dantoeziend voogd. Op gemeentelijk niveau werd dat geregistreerd enbewaard. Overigens iets wat inmiddels is veranderd. Nu houden beideouders het ouderlijk gezag.

"Enfin, we hebben twintig gemeenten in Nederland bereid gevondenom mee te doen. We hebben een steekproef genomen uit devoogdijregisters en vervolgens de adressen van de kinderenopgezocht en gekeken of daar twee volwassenen stonden ingeschreven.Zo ja, dan was de kans groot dat het een stiefgezin betrof. Diegezinnen hebben we aangeschreven met het verzoek om mee te doen aanons onderzoek.

"Driehonderd gezinnen hebben we uitgebreid geïnterviewd,deels mondeling, deels schriftelijk. Met als doel het Nederlandsedoorsnee stiefgezin in kaart te brengen. In negen van de tiengevallen gaan de kinderen na de scheiding bij de moeder wonen. Dusde stiefouder is - een enkele lesbische relatie daar gelaten - eenstiefvader. Als die man zelf vader is, wonen zijn biologischekinderen in 85 procent van de gevallen bij zijn ex. In een derdevan de stiefgezinnen krijgen de nieuwe partners samen nog een ofmeer kinderen. 85 Procent van die partners besluit te trouwen. En,zoals gezegd, drie van de vijf tweede huwelijken strandtuiteindelijk.

"Uit het onderzoek kwamen drie typen stiefgezin naar voren. Hetverdeelde, waarbij stiefouders ruzie maken over de opvoeding enerproblemen zijn met ex-partners. Kinderen uit die gezin-nen hebbenhet het moeilijkst. Dan het open stiefgezin. De echtscheiding isredelijk afgehandeld, er is een beleefd kontakt met de ex-en. Hetnieuw samengestelde gezin probeert er onderling het beste van temaken, er wordt gepraat.

Het derde type stiefgezin is het gesloten, traditionele type. Denieuwe partner wordt voorgesteld als de nieuwe papa, over de vorigehebben ze het niet, of zo min mogelijk. Zand over het vorigehuwelijk, er wordt verhuisd en in de nieuwe omgeving weet niemanddat de vader des huizes niet de biologische vader is.

"Wij dachten zelf dat het open gezinstype als het beste uit debus zou komen. Tot onze verrassing bleek dat het geslotengezinstype het minstens zo goed deed. Maar bij nadere beschouwingis dat eigenlijk niet zo verwonderlijk. Stiefgezinnen hebben infeite twee traumatische gebeurtenissen meegemaakt. Eerst descheiding zelf, met daaraan voorafgaand een periode vol spanningenen ruzies. En vervolgens het zoeken naar een nieuw evenwicht alseen nieuwe partner zijn intrede doet die voor de kinderen eennieuwe vader probeert te zijn.

"De kinderen uit stiefgezinnen blijken juist behoefte te hebbenaan rust, ritme en regelmaat. In het ouderwetse gezinstype, gedijenze goed, want na al die ellende en veranderingen willen zeeindelijk duidelijkheid. Dat verklaart dus waarom het met veelkinderen uit die gesloten gezinnen zo goed gaat."

Kontakt

Hebben kinderen in stiefgezinnen het moeilijker alséén van de ouders door scheiding is vertrokken dan alsdat door de dood is veroorzaakt?

"Uit vervolgonderzoek is gebleken, dat het met kinderen uit oudestiefgezinnen gemiddeld beter gaat, dan met kinderen uit nieuwestiefgezinnen. Met andere woorden: het doodgaan van je vader ofmoeder is minder erg dan scheiding. Op zich is de gebeurtenis heeldroevig. Maar uiteindelijk is de dood minder erg in de beleving,zowel voor de kinderen als voor de ouder die achter blijft. Meestalheb je goede herinnering aan de overleden ouder. Naarmate de tijdverstrijkt worden die alleen maar beter. En je hebt het beeld vaneen goed huwelijk. Bij een scheiding heb je daarentegen slechteherinneringen aan het huwelijk en naarmate je er langer over praatworden die alleen maar slechter. Plus dat die persoon nog bestaat.Dus je moet een manier vinden om daar mee om te gaan. En tenslotteis de financiële positie van de verweduwde gezinnen beter dandie van gescheiden gezinnen. Want na een scheiding moeten opeenstwee huishoudens draaien van een hoofdinkomen en wacht nogal eensde bijstand.

"Overigens bestaat het beeld dat na een scheiding de kinderenbijna altijd regelmatig kontakt hebben met de niet-verzorgendeouder. Maar uit het onderzoek bleek dat dertig tot veertig procentvan de kinderen geen enkel kontakt meer heeft met de biologischeouder die na de scheiding apart ging wonen. Kontakt is dus helemaalniet zo vanzelfsprekend."

Hoe groot is de belangstelling van studenten voor uwvakgebied?

Kinder- en jeugdstudies valt onder pedagogiek. Jaarlijks kiezeneen stuk of vijf studenten voor een afstudeerproject rondechtscheiding. Meer dan eens blijken dat studenten te zijn die zelfkind zijn van gescheiden ouders. Mensen die een scheiding van nabijhebben meegemaakt, worden kennelijk aangetrokken tot onderzoek naarde gevolgen daarvan. Maar eigenlijk wist ik dat al lang. Ik benzelf ook gescheiden."

Karin Alberts

'Het gezin in de volgende eeuw'. Van 12 aprilt/m 10 mei elke maandag vanaf 20.00 uur in de Senaatszaal van hetAcademiegebouw. Toegang gratis.

Driedimensionale sport

De eigenlijke wedstrijd speelt zich af op de bodem van hetzwembad. Daar proberen twee teams van zes personen - alleen op hethoogste niveau is er een strikte scheiding tussen mannen en vrouwen- de puck in het doel van de tegenpartij te schuiven. Het speelveldis ongeveer vijfentwintig meter lang en vijftien meter breed. Hetdoel is een metalen bak van ongeveer drie meter lang, dertigcentimeter breed en achttien centimeter hoog.

Voor de spelers is het nooit saai, vertelt Karin Veltman,tweedejaars Rechten. Ze beoefent de sport al acht jaar bij deGooische Onderwatersport Vereniging in Bussum en ze maakt deel uitvan de Nederlandse selectie. In juni doet ze mee aan het Europeeskampioenschap in Slovenië, waar Nederland met Frankrijk tot defavorieten behoort.

"Ik heb veel andere sporten gedaan, maar ik ken geen sport diezoveel van je vergt", zegt Veltman. "Je moet jezelf steedsoverwinnen. Lucht is bij deze sport een extra belemmering. Je moetblijven gaan en bij andere sporten heb je altijd lucht. Deuitrusting van de hockeyers bestaat namelijk slechts uit vinnen,een duikbril, een snorkel en een sikkelvormige stick."

Onderwaterhockey is volgens Veltman ook erg dynamisch. "Je hebttegenstanders onder je, boven je en naast je. In Nederland is hetmeer een mannensport; bij de zestig teams is slechts een op de vijfspelers vrouw. Het is ook een ruwe sport", vervolgt Veltman. "Hetis niet zo gemeen als waterpolo, maar na een wedstrijd zit ikaltijd onder de blauwe plekken."

De sport gaat niet ten koste van Veltmans studieresultaten."Mijn studie loopt als een trein. Doordat onderwaterhockey fysiekzo zwaar is duren trainingen hooguit een uur en wedstrijden eenhalf uur." Ze is ongeveer acht uur aan haar trainingen kwijt enspeelt een wedstrijd per week. Na een training op zondagochtend metde selectie ben ik vaak wel te moe om te studeren, maar verder valthet goed te combineren. Daarnaast is ze lid van Orca waar ze tweekeer per week probeert te trainen en deel uitmaakt van deactiviteitencommissie. "Met mijn bijbaantje ben ik gestopt. Datwerd me toch allemaal iets teveel", voegtze daaraan toe.

De onderwaterhockeyers zijn zich er zeer van bewust dat erweinig te doen is aan de onbekendheid van hun sport. Weinigpubliek, geen televisie, dus geen sponsors en dus geen geld. Hetdeert Veltman niet. Ze is er gelukkig mee dat ze van twee uuronderwaterhockey meer sportieve bevrediging heeft dan vanéén dag tennissen. Erkenning door het NOC*NSF alsA-sporters en mogelijke status als demonstratiesport bij deOlympische Spelen zijn al behoorlijke mijlpalen voor de karigbedeelde onderwatersporters.

Vooral bij de vrouwen zit er de laatste jaren toch aardig degroei in, volgens Veltman. "De meeste mensen trekken we door ze eenkeertje mee te laten doen. We krijgen ook wel wat leden via hetduiken. Zo is de sport dertig jaar geleden in Engeland ookontstaan. Duikers die zich verveelden omdat ze constant baantjesmoesten trekken, gingen met een echte hockeystick en een loodblokhet water in."

Jürgen Swart

Te weinig doorstroom postdocs naar andere functies

De loopbaan van een postdoc-onderzoeker is eenaaneenschakeling van tijdelijke aanstellingen. Ogenschijnlijkzonder problemen `hopt' de postdoc van de ene naar de andereuniversiteit, blij weer een nieuwe klus te hebben bemachtigd.Slechts weinigen bereiken de top. Toch beginnen ze hun stem teverheffen en is er een landelijk platform opgericht. Postdocswillen perspectief.

"Bestuurders doen alsof wij wetenschappelijke klusjesmannenzijn, die je even kunt inhuren als je ze nodig hebt. Maar zevergeten dat zonder ons de wetenschapsbeoefening in ons land opzijn gat zou liggen" , zegt dr. George Schramkowski, voorzitter vanhet in februari opgerichte Postdoc Platform. "Het leeuwendeel vanhet wetenschappelijk onderzoek in Nederland nemen postdocs voor hunrekening. Dat doen ze vol overgave, blijkt uit een recent onderzoekdoor Research voor Beleid in Leiden. Liefst 85 procent van depostdocs is gelukkig met hun werk. Dat het tijdelijk is, nemen zeop de koop toe.

Momenteel zijn er ongeveer tweeduizend postdocs in Nederland.Allemaal gepromoveerd, velen hebben jarenlange onderzoekservaringen zijn zelfs bekend in binnen- en buitenland. Maar als huncontract is afgelopen, moeten ze zich maar zien te redden.Jaarlijks komen er slechts twee tot drie procent van de positiesvan docenten, hoofddocenten of hoogleraren vrij. Er is dus weinigkans op doorstroming. Over een aantal jaren gaat er een grootpercentage oudere universitaire werknemers die een vasteaanstelling heeft met pensioen. Dan komt er meer ruimte voor jongewetenschappers.

Niet alleen door personele verstopping, maar ook door het rechtop wachtgeld, is het voor een ervaren postdocs lastig een nieuweplek te vinden. "Een ervaren postdoc wordt gezien als eenpotentiële bron van wachtgeld", zegt Schramkowski. "Hetgebeurt dat een UD die graag een postdoc wil en daar geld voorheeft, jou niet kan aanstellen om de lullige reden dat je al telang gepromoveerd bent! Hoe eerder het wachtgeld wordt afgeschaft,hoe beter dat voor ons is."

Afschaffing promotiepremie

Hoewel de postdocs zelf niet méér hoeven te verdienen,pleiten ze voor salarisverhoging en afschaffing van depromotiepremie voor aio's. Nu is het voor universiteiten teaantrekkelijkom aio's aan te stellen. Daardoor zijn er te veel.Slechts 20 procent van de aio's krijgt na promotie eenpostdoc-positie. Er moeten minder aio- en meer postdoc-plaatsenkomen. Schramkowski: "Door de promotiepremie af te schaffen, krijgje bij vacatures geen financiële, maar een inhoudelijkeafweging: hebben we een postdoc nodig of een aio?"

Gebeurt er niets, dan zal er veel wetenschappelijk talentverloren gaan, voorspellen de postdocs. Zowel het aio- als hetpostdocschap zijn voor excellente studenten immers geen lonkendperspectief. De huidige postdocs - hoe goed ze ook zijn - staansteeds voor de vraag of zij hun heil moeten zoeken in hetbedrijfsleven of in het buitenland.

Christiaan Bonebakker

Zie ook de rubriek Opinie


Helen de Hoop

"Afgezien van de perspectieven is mijn baan ideaal", zegttaalwetenschapper Helen de Hoop (35). Sinds 1 maart 1997 werkt zijals postdoc aan de Utrechtse Letterenfaculteit. Haar contract loopttot juni 2000. Het is haar tweede postdoc-positie. "Toen ik hieraanbegon, had ik het idee: dit is mijn laatste. Maar dat werkte heeldemotiverend. In plaats van met mijn onderzoek was ik steeds bezigmet de vraag wat ik hierna moest doen. Ik heb gesolliciteerd opelke UD-, UHD- en hoogleraarsvacature in mijn vakgebied, maar diewaren de afgelopen zes jaar op de vingers van één hand tetellen. Dus dat heb ik uit mijn hoofd gezet. Dit werk ligt me, ikvind het leuk en ik ben er goed in. Ik blijf hopen dat er wel weereen vervolg komt."


George Schramkowski

"Vergeleken met vast personeel is een postdoc bijzonder mobiel",zegt George Schramkowski (32). "Ik ben van Utrecht naar het NIOZ opTexel gegaan, en nu werk ik weer in Utrecht, voor minder geld." In1994 is Schramkowski gepromoveerd in de Sterrenkunde. Maar omdat demogelijkheden voor postdocs daar uitzonderlijk slecht zijn, heefthij gekozen voor een ander vakgebied. Sinds 1 januari 1999 werkthij bij het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek inUtrecht. Hij is via het uitzendbureau (zonder wachtgeld en zonderpensioenopbouw) aangesteld, in eerste instantie voor de periode vanéén jaar. "Het zou drie jaar kunnen worden. Ik werk daarhard aan en hoop dat dat gaat lukken, want ik werk aan eenfantastisch onderzoek."


Postdoc Platform

Postdocs zijn onderzoekers met een tijdelijkeaanstelling die na hun promotie een wetenschappelijke functievervullen aan een universiteit of onderzoekinstelling. In Utrechtzijn momenteel 74 postdocs werkzaam die door NWO betaald worden.Hoeveel er in dienst van de UU zijn is niet bekend. In februaririchtten de postdocs het landelijke Postdoc Platform op voorbelangenbehartiging van de positie van de doelgroep. Belangrijksteeisen zijn: meer vaste banen voor jonge wetenschappers, afschaffingvan het wachtgeld en meer langlopende projecten. Niet alleenpostdocs kunnen lid worden, ook promovendi en vaste stafleden zijnwelkom.

Wilt u informatie, dan kunt u een email sturen naar :angeliek.vanhout@let.uu.nl.