Waar ligt de grens tussen ongemak en onveilig voelen?

‘De ‘neutrale’ rol van de universiteit is aan herziening toe’

actiewereldburgers foto DUB
Actie op het Domplein. Foto DUB

Tal van onderwerpen en gebeurtenissen leiden tot ontevredenheid en onrust in de maatschappij. Denk aan de klimaatprotesten en het conflict in Gaza. Deze onrust werkt ook door tot onze campussen. Hoe universiteitsbesturen omgaan met uitingen van deze onrust op hun campus, zegt veel over de beleving van inclusie en sociale veiligheid op de universiteit. 

De meeste onderwijsinstellingen hebben deze thema’s hoog op de bestuurlijke agenda staan, dus zijn ze verplicht om een vooraanstaande en (pro)actieve rol in te nemen in het adresseren van deze maatschappelijke onrust. Dit kunnen ze doen door een breed gedragen en inclusief narratief te ontwikkelen over hun rol bij polarisatie in het algemeen. 

Wat je nu ziet op de universiteiten, is dat de besturen de polarisatie beschouwen als een incidenteel probleem. Protesten - of ze nu gaan over de PVV verkiezingswinst of de erbarmelijke situatie in Palestina- komen echter niet bepaald uit de lucht vallen. Hierbij gebruiken de bestuurders neutraliteit als excuus om passief (of reactief) te blijven, met als gevolg dat de onrechtvaardige status quo in stand blijft. De ‘neutrale’ rol van de universiteit dient dan ook grondig te worden herzien. Daarbij moeten we ook eens goed kijken naar wat we eigenlijk verstaan onder sociale (on)veiligheid, want nu wordt het onveiligheidsargument te vaak gebruikt om legitieme maatschappelijke zorgen in de kiem te smoren. Kortom, om als universiteit een (pro)actieve rol te spelen zijn er uitdagingen die we moeten aanpakken. 

De incidentele blik voorbij
De universiteitsbesturen lijken ervoor gekozen te hebben om specifieke uitingen van collectieve ontevredenheid te bestempelen als incidentele voorvallen die na verloop van tijd wel vanzelf zullen overwaaien. Ten eerste kan het woord ‘incidenteel’ de indruk wekken dat iets uit de lucht komt vallen, zonder duidelijk aanwijsbare of voorspelbare oorzaak. Het gevolg daarvan kan zijn dat (een deel van) onze studenten en/of medewerkers zich niet gehoord voelen en zich niet meer thuis voelen. 

Een incidentele benadering zorgt ervoor dat de universiteit (en maatschappij) reactief, willekeurig, en niet zelden repressiefreageert. Daarom moeten we af van die incidentele blik en horen we individuele maatschappelijke protesten te bekijken als onderdeel van een groter geheel. Dit geheel heeft wat mij betreft duidelijk overeenkomende kenmerken, namelijk dat de gebeurtenissen:

  • een normatief karakter hebben 
  • een grote impact (kunnen) hebben op de persoonlijke levenssfeer 
  • (kunnen) leiden tot polarisatie in de maatschappij
  • raken aan de kern van sociale rechtvaardigheid en inclusie
  • (ook) gekenmerkt worden door verschillen in belangen en macht in de maatschappij
  • ook) als controversieel of zelfs als ‘te politiek’ worden ervaren.

De ‘neutrale’ houding
De besproken eigenschappen brengen een zeker dilemma met zich mee. Enerzijds dient het hoger onderwijs een fundamentele en kritische bijdrage te leveren aan hedendaagse maatschappelijke problemen (zo ook aan de onrust). Anderzijds is te zien dat hoger onderwijsinstellingen terughoudend zijn met stellingnames in gevoelige maatschappelijke kwesties. Dit geldt ook voor de UU. Angst voor imagoverlies is niet zelden een terugkerend argument. Er wordt geclaimd dat de universiteit ten alle tijden (politiek) neutraal hoort te zijn.

Het is de vraag wat we moeten verstaan onder neutraliteit van het onderwijs. En op welke manieren en in welke gevallen neutraliteit is geboden. Of deze wel bevorderlijk is voor de universele mensenrechten. En of er uitzonderingen bestaan voor neutraliteit. Universiteiten moeten hun verantwoordelijkheid nemen en deze gevoelige vragen proberen te beantwoorden, uiteraard op een zo inclusief mogelijke manier. 

In een poging tot neutraliteit dreigen we grote groepen studenten en medewerkers ‘kwijt’ te raken. Zij voelen zich in het ergste geval geen onderdeel meer van onze onderwijsgemeenschap, want ze voelen zich niet gehoord. Ook voelen ze niet dat de universiteit genoeg om hen geeft en zich sterk maakt voor hun weloverwogen standpunt.

Ervaren onveiligheid
Een andere uitdaging bij uitingen van collectieve ontevredenheid is dat deze altijd de potentie hebben tegen het zere been te schoppen van anderen. Sterker nog, protesten binnen het hoger onderwijs leiden niet zelden tot ervaren onveiligheid bij een deel van de studenten en medewerkers. Ook hier is het de vraag wanneer ongemak nog acceptabel is (en misschien zelfs broodnodig) en waar de grens met onveiligheid precies ligt. Hoe dan ook: een heldere definiëring van het begrip sociale veiligheid lijkt geen overbodige luxe voor onze universiteitsbestuurders.

Het maakt dus uit hoe het universiteitsbestuur omgaat met maatschappelijke problemen. Zo kan het uitblijven van een reactie leiden tot gevoelens van uitsluiting bij studenten en medewerkers. Een universiteitsbestuur kan in een poging tot verbinding echter ook een verdergaande strategie inzetten, zoals recentelijk is gebeurd aan de Universiteit Leiden. Het College van Bestuur heeft hier (naar aanleiding van de onrust in Palestina) alle medewerkers en studenten een brief toegestuurd, met daarin de boodschap dat … “Mensen die voor hun gevoel nu lijnrecht tegenover andere leden van onze gemeenschap staan… zulke discussies beter [kunnen] vermijden.”. Dit is feitelijk een ontmoediging van het debat. Daar waar debat actief ontmoedigd wordt (en niet gefaciliteerd), is de academische vrijheid in het geding. Dat zien we helaas ook terug in Utrecht.

Hoe ziet het ideale narratief er dan uit?
Er bestaat géén kant-en-klare oplossing die succes garandeert. De universiteit zou afspraken moeten maken over de principes die gelden bij een maatschappelijk debat op de campus en trachten tot een heldere, inclusieve en breed gedragen definiëring en concretisering van het begrip ‘sociale veiligheid’ te komen. Zo voorkom je de (begrijpelijke) verwarring met ‘ongemak’. Uiteraard moet de universiteit óók reactief en sanctionerend optreden in geval van overtreding van wetten, regels of procedures door personen binnen hun onderwijsinstelling. 

Daarbij is het belangrijk op te merken dat de regels wel op eerlijke wijze tot stand moeten zijn gekomen. Zo hebben de UU en andere instellingen de landelijke protestrichtlijnen grotendeels overgenomen ondanks dat deze het demonstratierecht ernstig beperken.

In de regels moet gekeken worden hoe de structurele oorzaken van een maatschappelijk probleem weggenomen kunnen worden (bijvoorbeeld over het woord ‘genocide’ waarbij mensen nu censuur ervaren bij het onderbouwd gebruik van het woord) 

De te maken afspraken zouden voor iedereen leidend moeten zijn. De principes zouden de universiteit een zet kunnen geven in de goede richting. Het ideale narratief hoort gebaseerd te zijn op een inclusieve groepsidentiteit, waar de diverse achtergronden die de universiteit rijk is, voldoende in meegenomen zijn. 

Verder moet de onderwijsinstelling zich actief inspannen om de academische vrijheid binnen de eigen context te waarborgen. Dit kan door debatten en teach-ins te organiseren, in plaats van ze (op sommige plekken) te verbieden. 

Tot slot moet het ideale narratief de weg vrijmaken voor een duurzaam, eerlijk en (redelijk) voorspelbaar kader aan de hand waarvan de universiteit opereert binnen een bepaald thema. Welke eisen mogen we hierbij stellen? In elk geval dat er een uitnodigingsrichtlijn van (gast)sprekers komt en er een standaard mensenrechtentoets is bij projectvoorstellen en samenwerkingen met andere partijen. Deze toets mag niet een vrijblijvend advies zijn, maar de bestuurder kunnen dwingen écht rechtvaardige besluiten te nemen in (toekomstige) samenwerkingen. 

Kortom, de polarisatie die ook voelbaar is in het hoger onderwijs maakt het noodzakelijk dat de universiteit een (pro)actieve rol inneemt in maatschappelijk gevoelige onderwerpen. Het college, de faculteitsbestuurders en de medezeggenschapsorganen zouden dan ook de commitment moeten uitspreken om dit inclusieve narratief te ontwikkelen. Wanneer dit lukt, leidt dat hopelijk tot de universiteit waar iedereen achter staat en waar elke student en medewerker zich gelijkwaardig, veilig en gerespecteerd voelt. 

Lees ook het verhaal ‘Laat initiatieven niet doodbloeden: de grootste winst behaal je in vredestijd’

Advertentie