Door pensioen wordt Mister Summerschool gewoon weer Jeroen Torenbeek

Jeroen Torenbeek op de werf tegenover zijn woning. Foto's: Ivar Pel

Onconventioneel, creatief, muzikaal, een mentor, een levensgenieter, een vriend voor het leven en gek op de universiteit. Het zijn slechts enkele van de vele aardige etiketten die drie van zijn (ooit) naaste collega’s op verzoek van DUB op de man Jeroen Torenbeek plakken. Tijdens de opsomming van deze reeks eigenschappen verschijnt een grijns op het gezicht van de man die in de jaren 70 de universiteit betrad als student en nu na een lange carrière de universiteit met zijn pensioen op zak verlaat.

“Ja, ja”, zegt hij lachend als het woord levensgenieter voorbijkomt. Hij tikt op zijn buik. “Dit komt ervan.” Hij vraagt zich af of de omschrijvingen wel allemaal kloppen. “Onconventioneel. Daar kan ik me wel in vinden. Ik heb op een aantal vlakken een andersom leven. Mijn eerste koopwoning was mijn vakantiehuis in Italië, ik ga met pensioen terwijl mijn jongste dochter negen is.” Maar ook zijn carrière aan de universiteit is onconventioneel verlopen. “Ik begon als leidinggevende van 55 mensen en ik heb mijn carrière beëindigd als manager van twee vaste medewerkers.”

Jeroen Torenbeek (66) is de man die een ferme slinger gaf aan de internationalisering van de Universiteit Utrecht. Eerst als medewerker en later als directeur van wat toen Bureau Buitenland heette. Hij verveelvoudigde het aantal studentuitwisselingen en professionaliseerde de contacten met universiteiten in het buitenland. Van Utrecht Summer School maakte hij de grootste van Europa. “Een goede netwerker, hij maakt overal vrienden, een out-of-the box denker”, geven drie van zijn bevriende collega’s als reden voor het internationale succes.” “Maar vooral”, zegt Torenbeek, “door drie mensen die mij de vrijheid gaven om het werk op mijn manier te doen. De eerste was Ad van Kooijk van de faculteit Letteren, de tweede Wim Kardux, toen hoofd van de afdeling waar Bureau Buitenland onder viel en daarna collegevoorzitter Jan Veldhuis.”

Ik huurde in Italië jarenlang een stal met twee kamers voor 25 gulden per maand

Torenbeek komt uit een kunstzinnig gezin met beeldend kunstenaars als ouders. Eén van zijn zussen ging naar de kunstacademie, een ander naar het conservatorium. “En ik koos geschiedenis.” Uit liefde voor het willen weten hoe “dingen” zich ontwikkeld hebben. Ook ging hij Italiaans doen vanwege de link met de Italiaanse renaissance en kunst die hem fascineerden. Daarnaast deed hij het voorbereidend jaar voor het conservatorium om de fagot beter te leren beheersen. Zijn muziekdocent verklaarde hem voor gek dat hij deze opleiding overwoog. “‘Je hebt dit niet nodig. Je kunt léraar geschíedenis worden!’ zei hij. En feitelijk dacht ik ook dat ik dat zou worden.”

Het liep net even anders. Hij werd gevraagd student-assistent te worden bij Italiaans en later ook bij geschiedenis en werd daarna beleidsmedewerker bij de faculteit Letteren waar hij een taak kreeg bij het samenvoegen van de verschillende bibliotheken tot één grote. Daar hoorde hij dat een Italiaanse dame van adel een Italiaans sprekende werkstudent zocht die kon helpen een bibliotheek in de Piëmont op te zetten. Hij stapte meteen op de trein en bleef er twee maanden werken. Het Italiaanse bergdorp stal zijn hart en hij keerde er regelmatig naar terug. “Ik huurde daar jarenlang een stal met twee kamers voor 25 gulden per maand tot de eigenaar zei dat ik of de huur moest opzeggen of de stal moest kopen. Dat laatste heb gedaan.”

Zo'n buitenlandervaring schud je een beetje door elkaar

Na elf jaar rondde hij zijn studie Geschiedenis af. “Al die studiejaren had ik dus ook gewerkt, bij de UU, bij taalschool Babel die ik had opgericht en in de muziek.” Het laatste zetje om zijn diploma te halen, was toen hij manager werd van een groep niet-wetenschappelijk personeel. “Van de één op de andere dag gaf ik leiding aan 55 mensen van wie de helft mijn moeder kon zijn en de andere helft de leeftijd van mijn oma had.”

En toen kwam Bureau Buitenland. “Dat hield zich toen voornamelijk bezig met ontwikkelingssamenwerking en met een paar uitwisselingsprogramma’s voor studenten.” Het aantal studenten dat hiervoor in aanmerking kwam was klein en Torenbeek vond dat alle studenten in de gelegenheid gesteld moesten worden om een tijdje in een ander land te wonen. “Je loopt rond in een andere context, leert een andere manier van onderwijs kennen. Zo’n ervaring schud je een beetje door elkaar. Dat neem je ook mee terug naar Nederland en kijkt op een andere manier naar het onderwijs hier.”

De uitwisseling kreeg een boost toen de Europese Unie in 1987 het Erasmusprogramma lanceerde. Uitwisseling was toen nog aan heel strikte regels gebonden. “Als er zeven studenten Frans van Straatsburg naar Utrecht kwamen, mochten er zeven Utrechtse studenten Frans naar Straatsburg. Dat werkte volgens mij niet. Samen met een aantal andere Europese universiteiten besloten we om onderling studenten uit te wisselen, ongeacht aantallen of opleidingen. Dat plan werd – waarschijnlijk omdat de EU weinig aanmeldingen voor uitwisseling binnenkregen - goedgekeurd. Later kreeg de samenwerking de naam Utrecht Network.”

Na een reorganisatie hield Bureau Buitenland in 2005 op te bestaan. Torenbeek stortte zich op het ontwikkelen van Utrecht Summer School dat hij van 2007 tot 2012 combineerde met het leiden van het James Boswell Instituut dat taallessen en bijspijkervakken aanbood voor bijvoorbeeld wis- en natuurkunde en in 2012 verzelfstandigd werd.

Internationaliseren om de verkeerde reden

Torenbeek vindt internationaliseren waardevol, maar je moet er volgens hem niet in doorschieten. “Ik zie niet de meerwaarde van het werven van bachelorstudenten in het buitenland. Het gaat of om het geld of om het in de lucht houden van een studie waar te weinig Nederlandse studenten op af komen. De pot waaruit het Nederlands onderwijs wordt betaald, wordt echter niet groter. Dat betekent dat er per student minder overblijft als er meer studenten uit het buitenland komen. Er zijn creatievere manieren om een studie in de lucht te houden.”

Als leidinggevende moet je je eigen tegenwind organiseren

Torenbeek werkte het liefst met een klein team van intelligente en kritische medewerkers die hard kunnen werken. Maar daarnaast zorgde hij voor uitgebreide lunches, een open sfeer en trad hij op als mentor, zeggen drie van die medewerkers. Toch kon hij ook hard zijn als hij zag dat iemand van zijn team niet op de goede plek zat. Als leidinggevende had hij twee lijfspreuken. ‘Je moet je eigen tegenwind organiseren’ en ‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan’.

“Ja dat klopt. Als ik een opdracht krijg, waarvan ik denk dat die niet het beoogde doel bereikt, dan zeg ik dat zelf ook. Ik kan daar uitermate eigenwijs in zijn. Ik trek mijn mond open, ook als dat ontslag tot gevolg zou hebben. Ik verwacht een dergelijke houding ook van de mensen met wie ik werk. Ik heb er niets aan als ze me naar de mond praten, daar wordt niemand beter van. Ik verwacht inderdaad ook hun volledige inzet maar help ze ook de weg te vinden om carrière te maken.”

Torenbeek werkt ook om regels heen die volgens hem niet werken of te veel vertraging opleveren. Als de universiteit hem niet – snel genoeg - kon helpen, dan zocht hij samen met zijn team naar een oplossing. Zo is de website van Utrecht Summer School geboren. “De universiteit zei dat ik volgend jaar aan de beurt was, dat duurde me te lang, dat kon makkelijk twee jaar worden.” Dus kocht hij de naam utrechtsummerschool.nl en vroeg één van zijn medewerkers een website te bouwen.  

Hij aarzelt als hij moet antwoorden op de vraag of zijn manier van werken nu nog op prijs gesteld zou worden. “Ik denk dat nu veel meer is gereguleerd. Op sommige punten kan het ook niet anders want je wilt dat de rekeningen en salarissen op tijd worden betaald, maar ook de overheid heeft de universiteit meer regels opgelegd. Die kunnen vernieuwing of snelheid wel in de weg zitten. Naar zijn mening kan de universiteit af en toe wel wat meer risico nemen. “Gewoon iets gaan doen en zien hoe het uitpakt. Dat werkte in elk geval voor de summer school.”

Ik ben trots op de bijnaam Mister Summer School

In 2005 werd Torenbeek directeur van Utrecht Summer School. Een zomerschool waarin de UU samenwerkt met de HKU en de Hogeschool Utrecht. De cursussen variëren in niveau tussen bachelor- en promovendicursussen en bestrijken alle wetenschappen. Toen hij aantrad, werden er 25 cursussen georganiseerd en kwamen er zo'n driehonderd studenten. In 2019 werden er ruim tweehonderd cursussen aangeboden waar vierduizend studenten op afkwamen. Het werd daarmee de grootste summer school van Europa. Zijn oud-collega Marc Gebuis zegt dat Torenbeek één van de eersten was die een summer school als los speerpunt van internationalisering op de kaart zette. Het leverde hem de bijnaam Mister Summer School op. “Daar ben ik trots op hoor.”

Sex drugs & rock’n roll

“Ha, ha. Ja dat was mijn cursus ‘hoe je je kan vergissen’. Ik had met het aanbieden van die cursus fout op fout gemaakt. Ik had popprofessor Tom ter Bogt gevraagd een cursus te geven. Dat wilde hij wel, maar hij kon alleen eind augustus. Dat was wel laat voor de Amerikaanse bachelorstudenten die ik met deze cursus op het oog had. Hun collegejaar begon dan al bijna weer, maar ik nam de gok. Tweede fout was dat ouders meekijken als hun kind een dure cursus in het buitenland gaat volgen en die wilden voor deze cursus niet betalen. En de derde fout was dat een titel als deze slecht te promoten bleek. Uiteindelijk had ik één inschrijving en moest de cursus cancelen. Jammer,  want ik geloofde heel erg in de inhoud, dus het was een dure les.”

Hij heeft zijn laatste – 34ste – summer school net afgesloten. De klapper waarmee hij zijn universitaire carrière wilde beëindigen, werd gesmoord door corona. Toch is hij trots dat de online cursussen nog zeker 1300 studenten trokken. Dat is met name te danken, zegt hij, aan zijn opvolger Bettina Nelemans met wie hij het laatste half jaar heeft samengewerkt om het directeurschap over te dragen. Torenbeek en Nelemans gaan lang terug. Ze kennen elkaar van Bureau Buitenland waar ze in de jaren 90 ook collega's waren.

Nu hij met pensioen is, is er tijd een project dat al 10 jaar op de achtergrond sluimert, af te ronden. Hij gaat een geschiedenisboek schrijven over de ex-man van prinses Irene, prins Carel Hugo van Bourbon-Parma en diens voorouders “in de context van het grote verval van tronen en kronen in de laatste 200 jaar.” Het verbindt zijn liefde voor geschiedenis en Italië en zal ook voor de helft geschreven gaan worden in de Piëmont.

Wat willen drie van zijn bevriende oud-collega’s nog aan Jeroen Torenbeek vragen?

1 Marc Gebuis, de laatste stagiair van Bureau Buitenland , medewerker van Utrecht Summer School en nu directeur van taleninstituut Babel. “Jeroen heeft de summer school in Europa op de kaart gezet en nu heeft vrijwel elke universiteit een eigen summer school mede doordat Jeroen nooit te beroerd was om zijn kennis en ervaringen te delen. Zeer nobel, maar heb je hiermee ook niet je eigen concurrentie gecreëerd?”

Jeroen: “Ja maar dat is nodig. Ik heb een coöperatieve houding en vrienden gemaakt. Mijn concurrenten zijn ook mijn collega’s. Ik ben bescheiden gebleven en dat gaf respect en heeft onze positie van de Utrecht Summer School sterkere gemaakt.”


2 Elena Valbusa werkte bij Utrecht Summer School en leidt nu het programma InclUUsion dat vluchtelingen de kans biedt gratis colleges te volgen aan de Universiteit Utrecht. Op 1 januari 2021 wordt ze diversity officier van de Hogeschool Utrecht.

“Ik leerde Jeroen kennen op Dante Alighieri waar mensen die van Italië houden samenkomen. Ik leerde hem beter kennen toen ik ging werken op het Janskerkhof voor de Summer School. Na werktijd oefende hij daar op zijn contrafagot en dan hoorde ik van beneden ‘boem, boem, boem’. Ik wil weten Jeroen, wat kies je als je moet kiezen tussen Italië en je fagot?”

Jeroen: “Nee dat is niet te doen. Het gaat me niet zozeer om het land of het instrument maar wat die voor me betekenen; door de mensen die ik erdoor ken en die mijn vrienden zijn geworden. Ik heb een kwintet dat al vijftig jaar bestaat en met een aantal speel ik nu al veertig jaar samen. En Italië, ook daar heb ik vrienden en daar staat mijn familiehuis waar net als hier al mijn vrienden samenkomen. O, o, nou ja, om Elena een plezier te doen, kies ik. Het wordt Italië.”


3 Vraag van de nieuwe directeur van Utrecht Summer School Bettina Nelemans. “Jeroen en ik gaan lang terug. Hij was tot de reorganisatie mijn baas bij Bureau Buitenland en we zijn altijd bevriend gebleven. Hij houdt van de universiteit en daarom wil ik weten Jeroen wat je de universiteit toewenst voor de toekomst?”

Jeroen: “Ik hoop dat de universiteit haar onafhankelijke geesten koestert. Die heb je nodig voor de wetenschap maar ook op het front van het ondersteunend personeel heb je dit type mensen nodig om vooruit te komen.”

Foto's: Ivar Pel

Advertentie