‘Wegwerpdocent’ Marijn Scholte daagt UU voor de rechter om tijdelijk contract

Foto: Marijn Scholte

Marijn Scholte werkte tot maart dit jaar als docent zonder onderzoekstijd bij de opleiding Interdisciplinaire Sociale Wetenschappen; zijn contract liep na vier jaar af. Hij solliciteerde bij de faculteit op een functie voor docent-onderzoeker (UD), maar werd te licht bevonden. Toen zag hij een vacature voor een tijdelijk docent die in september zou moeten beginnen. Mooi, dacht hij. Dat komt goed uit, want volgens de cao Nederlandse universiteiten mag de Universiteit Utrecht hem na een half jaar en een dag weer in dienst nemen.

Volgens een contactpersoon bij personeelszaken en een opleidingsdirecteur kon hij gewoon solliciteren, maar toen hij na een paar weken nog steeds niets had gehoord op zijn sollicitatiebrief bleek dat hij niet eens was meegenomen in de procedure. Het hoofd personeelszaken lichtte toe dat de faculteit daarmee het beleid van de UU volgde. Hem weer in dienst nemen zou getuigen van slecht werkgeverschap. Dat was de druppel, zegt Scholte die nu werkloos thuis zit.

“Ik was zo boos over de reactie van personeelszaken dat ik heb besloten naar de rechter te stappen. Ik heb niets meer te verliezen. Doordat de universiteit de cao niet volgt, wordt mij de kans ontnomen om mijn carrière voort te zetten bij Sociale Wetenschappen. En wat betreft het slechte werkgeverschap: de bepalingen in de cao die gaan over docenten zoals ik, maken universiteiten in het algemeen slechte werkgevers. Wat wij doen, is geen werk dat er over een tijdje niet meer is. Het is gewoon structureel werk, daar hoort een vast contract bij.”

Protest tegen tijdelijke contracten voor structureel werk
Op het moment worden door het land vele acties gevoerd om de positie van de docent zonder onderzoekstijd te verbeteren. De UU heeft sinds 2019 als uitgangspunt dat een dergelijke docent niet meer opeenvolgende contracten van een jaar mag krijgen, maar minimaal één van vier jaar met een minimale omvang van drie-en-een-halve dag (0,7 fte), in beleidskringen een robuust contract geheten. De halve dag is bedoeld om te werken aan de professionele ontwikkeling, zodat de docent na vier jaar een beter uitgangspositie op de arbeidsmarkt heeft. Ook op een dergelijk contract valt veel af te dingen, zeggen actievoerende docenten. Maar het protest is met name gericht op het feit dat de docenten er niet zijn voor ‘ziek en piek’ zoals dat heet, maar structureel werk verrichten. Daar hoort een vast contract bij, betogen zij.

De Universiteit Utrecht staat op het standpunt dat alleen gepromoveerde docenten mét onderzoekstijd in aanmerking komen voor een vast contract, zoals een universitair docent (UD). Docenten die wel of niet zijn gepromoveerd, maar een aanstelling hebben zonder onderzoekstijd, kunnen niet vast in dienst komen. Op dit moment heeft de UU de meeste tijdelijke contracten van alle universiteiten. Ook het universiteitsbestuur vindt het zorgelijk dat er zoveel tijdelijke docenten in dienst zijn en probeert hier verandering in te brengen door meer UD posities te creëren met de zogeheten impulsgelden waarvoor de UU de komende zes jaar 50 miljoen euro voor beschikbaar is.

Daarmee komt echter geen verandering in de positie van de docent zonder onderzoekstijd. In de nieuwe cao is alleen afgesproken dat de universiteiten samen gaan kijken naar de positie van deze docenten. De Universiteit van Amsterdam loopt al voor de troepen uit. Zij is de eerste universiteit die erkent dat een tijdelijke docent structureel nodig is en geeft de docent zonder onderzoekstijd die coördinerende taken heeft, wél een vaste aanstelling.

Klassieke wegwerpdocent
Vooralsnog helpt dit Scholte niet om zijn baan bij Sociale Wetenschappen terug te krijgen. Zijn carrière als docent is er één die zeer vergelijkbaar is met vele docenten die door universiteiten in tijdelijke dienst worden genomen en van contract naar contract en van instelling naar instelling gaan.

Zo begon de docentencarrière van Scholte als masterstudent. Nadat hij zijn bacheloropleiding Sociologie in Utrecht had afgerond en een tussenjaar had genomen, ging hij de onderzoeksmaster Social Cultural Science doen in Nijmegen. “Als student werd ik daar gevraagd om onderwijs te geven. Ik leerde eerstejaars bachelorstudenten de beginselen van het doen van onderzoek. Ik vond dat fantastisch. Het was een spark in mijn zijn. Ik wist meteen dat ik academisch onderwijs wilde gaan geven na mijn afstuderen.”

Hij wist ook dat universiteiten alleen gepromoveerden in dienst wilden nemen. “En dat vond ik niet vervelend, want de combi van onderwijs geven en onderzoek doen, vond en vind ik heel aantrekkelijk. Maar naïef als ik toen was, dacht ik dat het niet zou uitmaken wat voor promotieonderzoek ik zou doen. Ik dacht dat een PhD als bewijs diende dat je weet hoe onderzoek doen werkt en dat je bekend bent met de wetenschappelijke wereld.” Hij solliciteerde op een vacature voor een promotieplek bij het Radboud UMC in Nijmegen en werd aangenomen. “Ik heb onderzoek gedaan naar de evaluatie van kwaliteitsindicatoren voor fysiotherapeutische zorg, niet echt iets wat hoort bij de sociale wetenschappen.”

In het laatste jaar van zijn promotietraject werd hij docent bij de Radboud Universiteit. “Na twee tijdelijke contracten moest ik daar weg.” Hij ging aan de slag bij de Universiteit Twente. “Daar heb ik een half jaar als docent gewerkt, ter vervanging van iemand die met zwangerschapsverlof was.” Aansluitend ging hij er als postdoc aan de slag voor 2,5 dag per week. Toen hij daar enkele maanden werkte, kreeg hij een belletje uit Utrecht. Of hij het vak Wild Years wilde geven bij Sociale Wetenschappen. “Ik had daar gesolliciteerd op een baan als UD, maar werd het niet omdat andere kandidaten meer onderzoekservaring hadden. Mijn sollicitatiebrief werd bewaard en toen ze een docent nodig hadden, dachten ze aan mij.”

Hij kreeg een jaarcontract. “Al gauw werd ik gevraagd om tweeëneenhalve dag te komen werken. Toen zijn contract in Utrecht bijna afliep, werd hij gevraagd om nog eens drie jaar te blijven voor drie-en-een-halve dag. “Dat wilde ik graag, maar vroeg wel een baan voor 0,8 fte omdat ik dan mijn positie als postdoc moest opgeven. Bovendien had ik een gezin met drie kinderen te onderhouden.” Dat contract kreeg hij.

De volle werkweek van een tijdelijke docent in deeltijd
Terugkijkend op de afgelopen vier jaar bij de UU zegt hij: “Ik vond het werk geweldig." Hij gaf gemiddeld vier werkcolleges per week, zowel in het Nederlands als in het Engels voor zowel bachelor- als masterstudenten. Die moest hij voorbereiden. “Dan verdiepte ik me in de boeken, de lesstof en las de meest recente onderzoeken op dat vlak.” Ook begeleidde hij studenten met hun bachelorscriptie, keek tentamens na en “heel, heel veel papers”. En dit bracht meer werk met zich mee dan je als docent ervoor krijgt. “Aan alle taken van een docent zijn een bepaald aantal uren opgehangen. Als ik een paper lees, weet ik vrij snel wat goed of fout is en welk cijfer het waard is. Dat kan in de daarvoor gestelde tijd. Maar ik wil ook dat mijn studenten weten wat ze goed of fout hebben gedaan en daarvan leren. Dus voorzie ik de papers van feedback en zet ik in de tekst hoe iets bijvoorbeeld beter kan. Maar officieel krijg je hier de tijd niet voor, dat doe je dus feitelijk in je vrije tijd. Ik weet dat ik dat laatste twee periodes van het eerste jaar wel 60 uur per week heb gewerkt, maar dat vond ik niet erg, want de eerste twee blokken waren wat rustiger, dus het gemiddelde zat wel goed.”

Na dat tweede UU-jaar toen hij lekker in zijn rol als docent zat, kreeg hij een functioneringsgesprek dat meteen een domper op de feestvreugde zette. Er werd hem verteld dat hij na het uitdienen van zijn vierjarige contract niet hoefde te rekenen op een nieuwe aanstelling. “Dat was echt zo slecht voor mijn motivatie. Ik was na blok 4 doodmoe en zat tegen een burn-out aan.” En toen brak corona uit en moest hij vanuit huis online onderwijs geven. “Dat heb ik eerlijk gezegd maar heel even gedaan. Ik heb drie kinderen, van wie de jongste een zeer zorg intensieve vorm van autisme heeft. Er was geen rustige kamer in huis van waaruit ik les kon geven. In overleg met de opleiding heb ik toen vooral studenten begeleid met het schrijven van hun bachelorscriptie. Zo’n één op één gesprek ging wel goed vanuit huis. Maar lang hield ik dat niet vol, ik kreeg een heel heftige burn-out.” Na een jaar ging hij weer aan het werk, deels online, deels op de campus.

Hij was blij dat hij weer naar de campus mocht komen, ondanks dat hij er elke keer in totaal drie uur voor moest reizen. Les geven op afstand geeft niet dezelfde kick als samen met studenten in een collegezaal staan, zegt hij. “Het leukste aan het geven van werkcolleges zijn de discussies. Die vlakken enorm af online, omdat je eerst je hand moet opsteken, op je beurt moet wachten, je microfoon aan moet zetten…. Het levendige wordt uit de discussie gehaald.” Die laatste paar maanden van zijn aanstelling waren “een bitterzoete ervaring. "Het werk is zo leuk, je krijgt weer een band met de studenten, maar je weet ook dat je al snel afscheid moet nemen van alles en iedereen.”

Dan toch maar naar de rechter
Met het einde van zijn contract in zicht, ging hij weer solliciteren. Onder meer dus bij de faculteit die hem liet gaan en hem niet wil aannemen op weer een tijdelijke baan van vier jaar. Leuk was het zacht gezegd ook niet, toen hij zag dat er ook twee vacatures waren voor ‘zijn’ baan. “Tijdelijke banen aanbieden voor structureel werk vind ik slecht. Het niet gebruik maken van de mogelijkheden die de cao biedt, ook. Door weer nieuwe docenten aan te trekken voor het werk dat ik heb gedaan, vind ik ook het weggooien van een investering. En het is niet zo dat ik de universiteit geen geld meer kost, zij betaalt mijn uitkering. Voor iets meer geld had ik les kunnen geven. Ik was een gewaardeerde docent – ik kreeg goede evaluaties van mijn studenten en mijn leidinggevenden.”

Nu stapt hij dus naar de rechter om terug te kunnen naar de afdeling waar hij werkte. “De tijdelijke docenten zijn er al lang niet meer alleen om drukke periodes op te vangen of zieke collega’s te vervangen. Ze zijn structureel nodig, dus moeten ze een vast contract krijgen. Op het persoonlijke vlak vind ik dat mijn gezin een vader met een vaste baan verdient zonder de onzekerheden en nadelen van een tijdelijk contract.”

Het allerergste vindt hij wellicht de huidige houding van universiteiten ten opzichte van docenten die alleen onderwijs geven. “Het is een minachting van het vak, het is het ontkennen van een ambacht, alsof je alleen een goede docent bent voor de universiteit als je ook onderzoek doet. En dan ben ik ook nog gepromoveerd! Ik weet dus wat het is om onderzoek te doen. Als docent in een wetenschappelijke omgeving ben je dus ook echt wel op de hoogte van recente onderzoeken. Zonder die kennis kun je geen les geven. Het enige verschil tussen een docent en een UD die onderwijs geeft, is dat de UD verhalen kan vertellen over zijn eigen onderzoek zoals hoogleraren dat doen tijdens hoorcolleges. En dat is echt het énige verschil. Als je echt wilt dat studenten in aanraking komen met het eigen onderzoek van de opleiding, kan je dat ook op een andere manier organiseren.”

Ondertussen volgt hij de ontwikkelen rondom de protesten tegen de tijdelijke contracten op de voet en heeft hij vertrouwen in de afloop van de rechtszaak. Hij hoopt dat niet alleen hij maar ook andere docenten in een gelijkwaardige positie hier de vruchten van zullen plukken. “Ik krijg veel steunbetuigingen uit die hoek en dat sterkt mij in de strijd.”

Advertentie