Achtergrond

essay

Een Tetras Politica

Dit is een door de auteur geautoriseerde samenvatting van het artikel ‘De universiteit als vierde macht’ dat eerder verscheen in de bundel ‘if you’re so smart, why aren’t you rich?’ onder redactie van Chris Lorenz (Uitg. Boom, 2008; prijs: 24.50 euro).

 

De universiteit is geen organisatie; ze is een organisme. Met deze maxime heeft Ed d’Hondt, de vorige voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Universiteiten, willen benadrukken dat de universiteit gezien moet worden als een organisatie met een eigensoortig karakter, die relatief autonoom opereert ten opzichte van haar omgeving. Voor d’Hondt had die vergelijking echter ook een sterke normatieve strekking. Kennelijk is in zijn ogen de relatieve autonomie van universiteiten ten opzichte van hun geldschieters een groot goed, dat we niet lichtvaardig moeten verkwanselen door allerlei pogingen tot steeds toenemende externe regie.

Een dergelijke normatieve visie vraagt om een rechtvaardiging. Wat kan de relatieve autonomie van universiteiten tegenover hun geldschieters legitimeren? Moet hier niet zoals overal het adagium gelden: ‘wie betaalt, bepaalt’, zodat de overheid het recht heeft gedetailleerde voorschriften te formuleren? Is het niet een uitstekende gedachte, dat universiteiten eens in de vier jaar een ‘strategisch onderzoeksplan’ aan de minister ter goedkeuring aanbieden? Of zijn dit soort voorstellen veeleer in strijd met de academische vrijheid die essentieel is voor het goed functioneren van universiteiten?

Universiteiten zijn instellingen voor het verwerven en de overdracht van kennis. De oudste tekst in de westerse beschaving waarin het begrip ‘kennis’ aan een nauwkeurige analyse wordt onderworpen, is Plato’s dialoog de Theaetetus. Hierin contrasteert Socrates het leven van de filosoof, in de ruime zin van de kennis-zoeker, met het leven van de praktische mens, zoals de advocaat, de zakenman of de politicus. In de eerste plaats, zo zegt Socrates, neemt de kennis-zoeker alle tijd: “zijn tijd is van hemzelf. Het doet er niet toe voor zulke mensen of ze spreken gedurende een dag of een jaar, mits ze maar treffen wat is”, dat wil zeggen, waarheden ontdekken. De praktische mens daarentegen “heeft altijd haast wanneer hij spreekt; hij moet spreken met één oog op de klok.” Daardoor heeft de praktische mens vaak niet de tijd om waarheid te vinden. In de tweede plaats is de kennis-zoeker vrij in de zin dat hij zelf kiest waarover en hoe hij wil argumenteren. Voor de praktische mens geldt daarentegen dat “hij niet kan spreken over elk onderwerp van zijn keuze”, want waar hij het over heeft wordt gedicteerd door zijn tegenpartij bij de rechtbank, of door zijn baas.

Er valt ongetwijfeld heel wat af te dingen op dit contrast. Socrates en Plato werden niet betaald voor hun kennis-zoekerij en gaven zichzelf alle tijd. Maar de moderne wetenschappelijk onderzoeker wordt door anderen gefinancierd. Eisen die dan niet terecht waar voor hun geld? Bovendien lijkt Socrates in deze passages het belang van een waarheidsethos voor de praktische mens te ontkennen. Maar hierin vergist hij zich deerlijk. Speelt het waarheidsethos ook niet een grote rol in het leven van de zakenman of de politicus? Zonder een redelijke mate van waarheidsethos zal ons handelen licht mislukken.

Laten we dus als correctie op Socrates in Plato’s Theaetetus grofweg onderscheiden tussen drie functies die het waarheidsethos kan hebben in het menselijk leven. In de eerste plaats kan het vinden van waarheid of het verwerven van kennis een doel zijn op zichzelf. Naast dit intrinsieke waarheidsethos zijn er twee vormen van instrumenteel waarheidsethos. De modieuze term ‘kenniseconomie’ geeft al aan dat kennis steeds belangrijker is geworden als middel tot economisch gewin en welvaart. de economische instrumentalisering. Daarnaast is kennis vaak essentiëel voor het bereiken van doelstellingen zoals politieke macht, gezondheid, of veiligheid. Voor zover deze onderwerpen een zorg zijn van de staat, zou men kunnen spreken van een politieke instrumentalisering van het waarheidsethos.

We kunnen nu Plato’s morele les met betrekking tot het waarheidsethos in de Theaetetus als volgt herformuleren. De mens verliest zijn autonomie en waardigheid als het waarheidsethos geheel wordt geïnstrumentaliseerd. Als men waarheid slechts als middel beschouwt tot het realiseren van een ander doel, zoals macht of economisch gewin, dan zal men gemakkelijk geneigd zijn de waarheid geweld aan te doen. De menselijke waardigheid vereist, zo zou men Plato kunnen parafraseren, dat de waarheid nooit wordt gereduceerd tot louter een middel. Ze moet steeds ook een doel zijn op zichzelf.

Er is slechts één institutie voor welke het waarheidsethos geheel en al intrinsiek moet zijn omdat het verwerven en de overdracht van kennis het hoogste doel van die institutie is: de universiteit. De belangrijkste onderwijsfunctie van de universiteit is studenten via een vakstudie op te leiden tot kritische intellectuelen, die er door geen enkel extern doel toe gebracht kunnen worden om de waarheid geweld aan te doen en zo zichzelf tot slaaf te maken.

In historisch-bestuurskundige beschouwingen over de universiteit van de laatste twee eeuwen pleegt men grofweg drie concepties te onderscheiden die hun invloed hebben doen gelden in Nederland. Volgens het ‘Napoleontische’ model heeft de universiteit vooral tot taak gediplomeerden op te leiden die in staat zijn tot het vervullen van overheidsfuncties en enkele andere beroepen, zoals arts of advocaat. In het ‘Humboldtiaanse’ model is de universiteit in de eerste plaats een institutie voor belangeloos onderzoek, beschermd door volstrekte academische vrijheid, terwijl het universitaire onderwijs wetenschappelijke vorming als hoofddoel heeft. Tenslotte zou men nog kunnen spreken van een kennis-economisch of ‘Amerikaniserend’ model, waarin de nadruk wordt gelegd op de economische exploitatie van kennis en de universiteit vooral dienstbaar moet zijn aan de vraag van de markt, enerzijds die der studenten en anderzijds die van het bedrijfsleven.

Het is duidelijk dat deze drie concepties van de universiteit ongeveer overeenkomen met de drie functies van het waarheidsethos: het Napoleontische model is gebaseerd op de politieke instrumentalisering van waarheid; het ‘Amerikaniserende’ model op de economische instrumentalisering, en het Von Humboldt-model is geënt op de idee van waarheid en kennis als intrinsiek doel. De uitdaging voor het overheidsbeleid bestaat erin een evenwichtige balans te vinden tussen deze drie modellen.

 

Toen Montesquieu in zijn boek l’ Esprit des lois (1748) de doctrine van de machtenscheiding propageerde, werd hij geinspireerd door het contrast tussen het absolute vorstendom van Lodewijk XIV enerzijds en de Engelse staatsinrichting anderzijds. De ervaring van alle tijden toont aan, zo schreef Montesquieu, “dat elke mens die bekleed is met macht ertoe geneigd is om haar te misbruiken, en om zijn autoriteit zover uit te breiden als hij maar kan... Om dit misbruik te voorkomen, is het uit de natuur der dingen noodzakelijk dat macht beperkt wordt door macht.”

Montesquieu werkte deze doctrine der machtenscheiding uit in de leer van de Trias Politica, volgens welke er een scheiding moet zijn tussen de wetgevende, de rechtsprekende en de uitvoerende machten van een overheid. In de tweeëneenhalve eeuw sinds Montesquieu’s dood in 1755 is er veel veranderd in de machtsstructuren van staten. Voor ons onderwerp is vooral van belang dat de macht van kennis is toegenomen in een mate die Montesquieu niet kon voorzien. Zowel de militaire macht als de economische macht van staten is steeds afhankelijker geworden van wetenschappelijk en technologisch onderzoek, terwijl de overheidsfinanciering van universiteiten de laatste twee eeuwen, en vooral na de tweede wereldoorlog, drastisch is toegenomen.

Deze ontwikkelingen maken het mijns inziens noodzakelijk Montesquieu’s leer van de Trias Politica te moderniseren. Universiteiten, als instellingen die het verwerven en de overdracht van kennis als dominant doel hebben en dus bovenal geregeerd behoren te worden door een niet-geïnstrumentaliseerd waarheidsethos, dienen als Vierde Macht in sterke mate onafhankelijk te zijn van de wetgevende en uitvoerende machten in een staat, minstens even onafhankelijk als de rechterlijke macht. De les van Montesquieu is, dunkt mij, dat nu wetenschap een immense macht geworden is, deze sterk onafhankelijk moet zijn van de overheid om misbruik en monopolisering van kennis te voorkomen. Laten we voortaan dus spreken van de Tetras Politica.

Er bestaat geen twijfel over dat de autonomie van universiteiten in onderwijs en onderzoek uiteindelijk gedragen wordt, en ook moet worden, door de wetenschappelijke staf, en met name door de hoogleraren. Daarom is het zorgwekkend dat voor de hoogleraren in het huidige universitaire bestel geen enkele bestuurlijke rol meer is gereserveerd. Om de wettelijke verantwoordelijkheid van hoogleraren op het hun toegewezen wetenschapsgebied ook bestuurlijk gestalte te geven, zou ik ervoor willen pleiten dat naast de bestaande organen voor medezeggenschap opnieuw een Senaat in het leven wordt geroepen. Een Senaat, bestaande uit een (door hoogleraren gekozen) beperkte selectie van hoogleraren, kan een effectieve en gezaghebbende controle gaan uitoefenen op de onderwijs- en onderzoekspolitiek van de nu vrijwel almachtige colleges van bestuur, en daarmee werkelijk recht doen aan het feit dat een universiteit een organisatie van professionals is.

De gedachte dat de nu bestaande raden van toezicht, de colleges van bestuur op dit punt tegenspel zouden kunnen geven, lijkt me een illusie, hoe nuttig deze raden ook mogen zijn op andere gebieden zoals financiën, huisvesting en contacten met het bedrijfsleven of de politiek. Een kleine en effectieve Senaat, die slechts enkele malen per jaar zou moeten vergaderen, zou ook zoveel status hebben dat goede hoogleraren zich er kandidaat voor stellen, hetgeen bij de medezeggenschapsorganen in het kader van de MUB hoogst onwaarschijnlijk is.

Herman Philipse (1951)

studeerde rechten en wijsbegeerte in Leiden, waarna hij zijn filosofiestudies vervolgde in Oxford, Parijs en Keulen. Hij was enige tijd werkzaam aan de Katholieke Universiteit Leuven en vanaf 1986 aan de Universiteit Leiden als hoogleraar wijsbegeerte - kennistheorie. Sinds 1 september 2003 is hij in Utrecht Universiteitshoogleraar. Philipse verwierf wetenschappelijke bekendheid met zijn kritische Heidegger-studie 'Heidegger's Philosophy of Being'. Aan het maatschappelijke debat nam hij deel onder meer met de uitgave van zijn 'Atheïstisch manifest' en zijn lezingen voor het UU-Studium Generale. Nationale bekendheid verwierf Philipse met zijn bijdragen aan NRC Handelsblad en zijn televisiecolumns bij Buitenhof.

Stukafest: Nieuw rebels studentenfestival

Een verbodsbord met daarin twee stinkende sokken, dat is het logo van Stukafest. Dat logo staat voor de stereotype stinkende en slordige studentenkamers. Stukafest betekent zoveel als STUdentenKAmerFESTival en beleefde woensdag 18 februari zijn debuut in Utrecht. Zestien studentenkamers, verspreid over de stad, worden deze avond gebruikt om voornamelijk studenten op een intieme wijze te laten genieten van cultuur. Het aanbod is divers: van cabaret in de gezamenlijke woonkamer op IBB tot een ballonnenkunstenaar in een kamer aan de Frederik Hendrikstraat.

Op het terrein van het IBB-studentencomplex is het om kwart over acht nog rustig. De gemeenschappelijke ruimte van huisnummer 83 vertoont weinig van wat komen gaat, de buurvrouw kijkt ietwat verveeld naar de tv. Een kwartier later zitten zo’n twintig jonge, uitgelaten mensen, grotendeels vrouw, opeengestapeld in de kleine woonkamer. Sommigen hebben een stoel aan de raamkant weten te bemachtigen, anderen hebben zich neer geplant op matrassen midden in de kamer. “De matrassen komen uit de kelder”, verklaart bewoonster en gastvrouw Georgina. “Die werden toch nooit gebruikt. We wilden het publiek dat bij ons op bezoek komt niet al die tijd oncomfortabel op de koude grond laten zitten.”

Het gedeelte naast het keukenblok, waar maar liefst vijf koelkasten staan, is vrijgehouden voor de twee artiesten die het publiek een half uur moeten vermaken. Die artiesten zijn Olaf & Jasper, een cabaretduo. Georgina had min of meer geëist dat juist zij hier kwamen optreden. “Mijn huisgenootje zit in de organisatie. Ze vroeg of ze deze ruimte voor een optreden kon gebruiken en of ik die avond gastvrouw wilde zijn. Prima, op voorwaarde dat Olaf & Jasper komen optreden. Dat was zo geregeld.”

Te moe om te neuken

De minimale speelruimte van niet meer dan zes vierkante meter wordt evengoed enthousiast betreden door het duo. De studentikoze grappen die volgen, gaan er bij het publiek in als koek: lachen om potjes met vet en mensen die in Almere gaan wonen in een rijtjeshuis met IKEA-inrichting en een Volvo-station voor de deur. “Want dan past de Golden Retriever achterin.”

De intimiteit van dit toneel nodigt natuurlijk uit tot interactie. Als het duo aankondigt dat ze een liedje gaan spelen over iets waar iedereen van houdt, juicht het publiek: “Sex!” “Nee, niet sex”, is de reactie. Ook de volgende poging van de toeschouwers, “Bier!”, blijkt onjuist. “Het is... perenijs!” Olaf vraagt om sfeerverlichting, waarop Jasper de stalamp achter zijn keyboard een standje lager draait. Het refrein wordt vrolijk meegezongen door de aanwezigen.

Tegen negen uur kijkt Jasper met een schuin oog naar de klok in de kamer. Hij meldt dat ze een probleem hebben: hun tijd is eigenlijk voorbij, maar ze zijn pas op de helft van de voorstelling. “Normaal hebben we een hele soepele overgang hoor.” Hij kijkt zijn collega aan en vraagt wat ze zullen doen. “Laatste liedje dan maar? En ook nu mag iedereen weer het refrein mee blèren.” Terwijl de meisjes in de kamer elkaar lachend aankijken en wat besmuikt meezingen, staan buiten twee studenten en een moeder verbaasd te kijken naar wat er op het doorgaans rustige IBB gebeurt. Als de moeder vraagt wat er in die kamer nou gezongen wordt, spitsen ze hun oren. Een van hen heeft het goed verstaan: “Ze zingen: ‘Ik ben te moe om te neuken, ik ben te slaperig voor sex.’” De moeder lacht en reageert ad rem. “Nu al?!”

Na de voorstelling adviseert Jasper iedereen snel op de fiets te springen om op tijd bij een volgend optreden in de stad te geraken. Later vertelt hij dat ie erg geniet van huiskamervoorstellingen. “We hebben dit in ons tienjarig bestaan vaak gedaan. Voor het festival ‘Gluren bij de buren’ bijvoorbeeld. En in Den Hoorn, tijdens ‘Broadway op Texel’. Maar gewoonlijk staan we in kleine tot middelgrote zalen.” Hun debuut op Stukafest is goed bevallen: “Een klein en intelligent publiek. Studenten laten ook meteen weten als ze er niets aan vinden, ze zijn kritisch, daar houd ik wel van. In een grote zaal is dat heel anders. Daar begint één iemand te lachen en die trekt de rest mee.” Gevraagd naar zijn voorkeur, Carré of een huiskameroptreden, blijft ie even stil. Dan lacht hij en antwoordt: “Doe toch maar Carré.”

Brandweer alarmeren

Op weg naar de Lange Nieuwstraat waar de poprockband Cool Genius aanschouwd en aangehoord kan worden, wijst een groepje tegemoet fietsende studenten, dat ogenschijnlijk de IBB opzoekt om aldaar cultuur te happen, de Oudegracht te mijden. “De politie controleert er op licht.”

In de ruime keuken van het grote studentenpand is het druk. Overvol kan het volgens Geraldine te Gussinklo, studente Kunstgeschiedenis en Nederlands en bestuurslid van Stukafest Utrecht, evenwel niet zijn. Ze zegt dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt met de brandweer over het aantal mensen dat per kamer aanwezig mag zijn. “Terwijl we er in eerste instantie totaal niet aan gedacht hebben om de brandweer in te lichten. Zij werden getipt door hun collega’s in Leiden, waar ook een Stukafest gehouden wordt. Daarop kregen wij een mailtje van de Utrechtse brandweer met het verzoek toe te lichten wat we aan het doen waren. Dat was even schrikken. Temeer omdat het duidelijk was dat de brandweer 'not amused' bleek te zijn met het feit dat ze nergens vanaf wisten. We zijn met ze om de tafel gaan zitten, en gelukkig viel het best mee wat ze verlangden. We kregen tips hoe we alles veilig konden laten verlopen, bijvoorbeeld door de kamers te voorzien van brandblussers en zaklampen. Daarnaast hebben ze een limiet gesteld aan het aantal mensen dat in de kamers mag zijn. Voor sommige voorstellingen konden we daardoor minder kaartjes beschikbaar stellen dan we in beginsel van plan waren. Dat was alles.”

Een man meer of minder in de keuken bij het luide optreden van Cool Genius, geen toeschouwer aan de Lange Nieuwstraat die er verder om maalt. Vervelender, althans voor sommige aanwezigen, is het bier dat geschonken wordt. Aan de geïmproviseerde bar, een houten tafel direct naast de koelkast, zijn er flesjes Heineken te verkrijgen. Tot afschuw van een vrouwelijke bezoeker: “Gatver. Hebben jullie geen Grolsch?” De band heeft zich het bier kennelijk wel laten smaken: na het optreden komt een van de leden naar buiten om in het hegje naast de voordeur van de buren het overgrote deel van de ingenomen drank te lozen.

Scheerschuim

Terwijl de plant van de buren wordt voorzien van het nodige vocht, bespreken de naar buiten druppelende bezoekers welke laatste voorstelling ze gaan meepikken. “Wij gaan naar Olaf en Jasper op IBB. Hoe lang is dat fietsen?” “Tien minuten, Utrecht is zo klein”, antwoordt een studente die naar het Jansveld gaat om te kijken naar een dansvoorstelling.

Eenmaal aangekomen in laatstgenoemde straat worden de bezoekers ontvangen door Stéphane Châtel en Daphne Damiaans, de bewoners van het appartementje in de binnenstad. Appartementje, dus geen studentenkamer. Daphne: “Ik woon hier samen met Stéphane. Het is officieel inderdaad geen studentenhuis. Maar wat is de definitie daarvan? Moeten er studenten wonen? Dan voldoen wij er voor de helft aan: Stéphane werkt, maar ik studeer. Journalistiek.”

Zittend op de donkerblauwe vloer van huize Châtel-Damiaans ziet een twintigtal bezoekers hoe twee meisjes hun hele lichaam onderspuiten met scheerschuim en zich in de meest onmogelijke posities manoeuvreren om met een scheermesje overtollig haar weg te scheren. Verder tongzoenen ze hun eigen spiegelbeeld, klimmen ze in elkaars armen en poetst de een haar tanden terwijl de ander zich ontdoet van menig aangetrokken slipje. Als er op een spiegel met lippenstift ‘bye’ wordt geschreven en de twee fysieke performers verdwijnen in de inloopkast naast de trap, weet het publiek niet zeker of het optreden voorbij is. Een begint met klappen, anderen volgen. Het dansende duo komt tevoorschijn en neemt het applaus in ontvangst. Daarmee is de laatste ronde van het festival ten einde, maar de avond is nog niet voorbij: velen trekken na drie keer een half uur ‘cultuur op kamers’ naar het aansluitende Stukafeest in Ekko. Daphne en Stéphane zullen weldra dit feestgedruis opzoeken, maar eerst moet de kamer aan kant. Samen met de twee artiesten schuiven ze het meubilair op de juiste plek en wordt het scheerschuim dat gedurende de voorstelling rondgespoten werd van de trap en de bank geveegd. Het toilet, met op de deur een briefje met de tekst “WC €0,20. Voor toiletpapier, schoonmaakmiddel etc. Thanks!” moet maar even wachten op een schoonmaakbeurt: “Dat doe ik later wel”, verkondigt Daphne. “Overigens heeft niet iedereen betaald, dat heb ik wel gezien. Maar ik ben dan ook niet zo dat ik iemand aan zijn mouw ga trekken.” Wat er opgehaald is met de drank die Daphne haar bezoekers aanbood, weet ze niet precies: “We hadden twee kratten bier, daar is nog een halve van over. De cola is ook niet op. Maar ik denk dat we met de verdiensten de pizza’s van vanavond er wel uit hebben gehaald.”

Rebels

De eerste editie van Stukafest Utrecht is een succes: volgens bestuurslid Geraldine is 98% van de kaartjes verkocht. “Dat komt neer op ongeveer 900 verkochte kaarten. Plus nog eens tweehonderd extra kaarten voor alleen het eindfeest in de Ekko.” De reacties van het studentenpubliek waren alom enthousiast.

Hoe kan het ook anders: de formule van Stukafest, onbekende studentenhuizen binnenlopen waar intieme culturele feestjes plaatsvinden, lijkt studentenstad nummer één op het lijf geschreven. De vraag is veeleer waarom dit niet eerder in Utrecht is georganiseerd. Het festival is immers al in 2001 in Nijmegen van start gegaan en is de afgelopen jaren ook in diverse andere studentensteden op poten gezet. Özgür Ulucan, medeoprichter van Stichting Stukafest, verklaart deze leemte: “We hebben twee jaar lang geprobeerd het festival ook in Utrecht op te zetten. Daartoe proberen we altijd in universitaire cultuurorganisaties een partner te vinden die voor ons een lokaal Stukafestbestuur kan regelen. Dat gaat niet altijd even gemakkelijk: dergelijke organisaties ontbreekt het geregeld aan tijd en/of geld. In Utrecht is het ons nog altijd niet gelukt om een partner te vinden.”

Maar nu vond het Studentenkamerfestival toch plaats. Özgür, niet zonder trots: “We hebben uiteindelijk besloten om het zelf te doen: we wilden het festival nu eenmaal graag ook in Utrecht van de grond krijgen. Het was wel even hard werken, maar het is ons gelukt.”

Op de avond van het evenement heeft Özgür eveneens enige optredens in de Utrechtse studentenkamers bezocht. “Ik heb alleen maar volle kamers gezien, en overal was het een groot feest. Er hing ook wel een rebels sfeertje; de mensen hadden iets van: wauw, dit is nieuw, dit is anders.”

Om vier uur in de ochtend loodste het personeel van de Ekko de laatste feestende studenten naar buiten. Geraldine mocht nog even blijven: helpen opruimen. “Rond zeven uur lag ik op bed. Om acht uur ging de wekker: college”, aldus de ware Stukafestrebel.

<CharStyle:bod/light/italic>Voor een visueel sfeerverslag, surf naar: www.ublad.nl/video

Wat was er onder meer te zien?

Honderden Utrechtse studenten hebben zich tijdens Stukafest vermaakt met muziek, cabaret, poëzie, verhalenvertellers, dans en theater. Een greep uit het aanbod.

-Cabaretgroep ‘Kurk’, bestaande uit drie Utrechtse studenten en winnaars van het Groninger Studenten Cabaret Festival, speelde hun sketches in een studentenhuis aan de Jutfaseweg

-Op kamers aan de Twijnstraat vertelden twee iconen uit de popmuziek, Pinkpop-oprichter Jan Smeets en Def P van Osdorp Posses, over hun rock ’n roll-bestaan

-De Utrechtse dichter Ingmar Heytze droeg voor uit eigen werk in een studentenhuis aan de Oranjestraat

-De studenten van Oudwijkerdwarsstraat 64 ontvingen de band ‘Swelter’ die hun gitaarpop ten gehore bracht

Steden

Stukafest is een idee van studenten uit Nijmegen. Sinds 2001 kunnen de studenten uit deze stad cultuur snuiven in Nijmeegse studentenhuizen. Stukafest vindt anno 2009 ook in de volgende steden plaats: Maastricht, Eindhoven, Enschede, Amsterdam, Leiden, Rotterdam, Groningen en Utrecht.

Focusgebied zorgt voor eenheid en elan

Wie op de website van Informatica de pagina Research opzoekt, ziet de structuur van het onderzoek helder voor zich. Aan de ene kant zijn er de ‘hardere’ IT-groepen, die zich bezighouden met zaken als softwareontwikkeling en dataverwerking; aan de andere kant vind je het meer op toepassing in games, multimedia en robotica gerichte onderzoek.

“Je zou ons focusgebied kunnen beschouwen als een mooie publicitaire strik om deze twee zwaartepunten”, zegt Siebes, “maar dat is toch wat te kort door de bocht. Er dreigde namelijk een muur tussen de twee afdelingen te ontstaan. Dat werden we ons bewust toen we een voorstel moesten schrijven voor de door het college van bestuur beschikbaar gestelde miljoen euro. We hebben daar alle groepsleiders bij betrokken en we hebben gezamenlijk geconstateerd dat wat meer onderling overleg geen kwaad kon. Dat heeft gewerkt, want de laatste tijd zie ik de contacten tussen onderzoekers van beide kanten toenemen.”

Focus en Massa heeft kortom voor meer eenheid en elan bij Informatica gezorgd, maar van nieuwe gezamenlijke projecten is geen sprake, ook niet in het naar het college verstuurde voorstel. “Dat zou ook uitermate onverstandig zijn geweest”, vindt Siebes. “Want ten eerste doen onze groepen het op dit moment gewoon goed, en bovendien gaan de ontwikkelingen in de IT zo snel dat een plan uit 2009 in 2011 al weer verouderd kan zijn. Ons voorstel was dan ook uitermate simpel: verdeel het geld zo dat elke groep er een aio bij krijgt op voorwaarde dat men ook een aio van buiten haalt. Daarmee heeft het college ingestemd.”

Voor logistieke ondersteuning van de trekkers krijgt elk focusgebied 20.000 euro van het cvb. Ook Siebes heeft dat bedrag uit het stimuleringsfonds ontvangen. Omdat bij dit focusgebied de functie van trekker identiek is met die van departementshoofd heeft hij er een andere goede bestemming voor gevonden. Ik droom al een tijd van een echt mooie, interactieve website over ons onderzoek, ‘Informatica-is-leuk.nl’ of iets dergelijks. Die website gaan wij binnenkort bouwen. Dat lijkt me een prachtige besteding van ons stimuleringsgeld.”

UU-studenten slepen prijzen weg uit Harvard

De veertien UU-studenten zijn allen lid van Utrecht University Model United Nations (UUMUN), een groep die zich een jaar lang voorbereidt op het grootse evenement in Boston. De trainingen in presenteren, lobbyen en onderhandelen van het afgelopen jaar waren niet aan dovemansoren gericht: in drie van de twintig commissies die de simulatie telde, won UUMUN een Honourable Mention (te vergelijken met een bronzen medaille), een Outstanding Award (zilver) en een Best Delegate Award (goud).

UUMUN’er Jan-Kostijn Dieben, student geneeskunde, had zitting in de World Health Organisation en won ‘brons’. Het standpunt van de Zweden op het gebied van internationaal beleid maakte hij zich eigen door onder andere de website van de Zweedse overheid grondig te lezen en te kijken hoe Zweden tijdens VN-vergaderingen had gestemd. “Ook heb ik me verdiept in Zweedse mythen en volksverhalen, zodat ik er in mijn speeches naar kon verwijzen.” Mythen heeft Jan-Kostijn uiteindelijk niet of nauwelijks gebruikt, maar in een van zijn voordrachten kwam nog wel een bekende Zweed voorbij: Ingvar Kamprad, de oprichter van IKEA: “Ik vertelde de zaal dat hij een droom had: hij wilde goede en betaalbare meubels maken, meubels voor iedereen. Zweden heeft nog steeds een droom, zo vervolgde ik: het wil goede en betaalbare gezondheidszorg, voor iedereen.” Jan-Kostijn legt uit dat dergelijke retorische trucjes beter werken in een debat, dan het droog opsommen van allerlei getallen. “Verhalen werken beter dan cijfers. Verhalen blijven mensen bij.”

UUMUN-voorzitter Merlin Majoor, student rechten en filosofie, begrijpt maar al te goed dat Jan-Kostijn succes had binnen zijn commissie: “Jan-Kostijn kan fantastisch spreken. Daarmee weet hij de aandacht op zich te vestigen.” Voor het winnen van een Best Delegate Award behoort een diplomaat in de dop echter niet alleen goed te kunnen presenteren. “De echte deals worden, zoals in de werkelijkheid, buiten de vergaderzaal gesloten. Effectief lobbyen en onderhandelen spelen dan ook een niet te onderschatten rol.”

Merlin heeft recht van spreken. Samen met UUMUN-collega Evelien Pol, masterstudente internationaal publiekrecht, won hij in de commissie Legal Committee de eerder genoemde Best Delegate Award. “Evelien en ik vormden een perfect team. Zij was het meest zichtbaar in de zaal, hield goede, scherpe speeches. Ik hield me met name bezig met organiseren van de lobby en de onderhandelingen, het werk achter de schermen dus.”

De debatdagen in Boston vielen Merlin zwaar: “Het was ongelooflijk hard werken. Nog nooit heb ik intensievere dagen als deze vier meegemaakt. Drie of vier uur slaap per nacht was het maximum, maar het bleek de moeite waard.”

Toen de winnaars de prijzen kregen toegewezen, werden ze toegejuicht door de 3200 deelnemende studenten. Evelien: “We sprongen op en zijn onder luid gejuich naar voren gelopen. Gelukkig hoefden we op het podium niet nog een speech te houden. Ik had ook niets meer kunnen zeggen.”

Op de vraag of de UUMUN’ers bijzondere mensen zijn tegengekomen, antwoorden Jan-Kostijn, Evelien en Merlin totaal verschillend. Zo noemt Jan-Kostijn een Amerikaanse jongen met wie hij een discussie heeft gehad over homosexualiteit, waarbij hun standpunten lijnrecht tegenover elkaar stonden. “Vanuit zijn religie geloofde hij dat homo’s zullen branden in de hel. Daar hebben we uitvoerig over gesproken.” De delegatie uit Venezuela maakte de meeste indruk op Evelien: “Sommigen van hen gingen eerder terug, om in hun land tegen de mogelijkheid van herverkiezing van Chavez te stemmen. Dat was voor mij een goede reality-check: er zijn dus mensen net als ik die in een land leven waar zoiets gaande is.”

Zo blijkt de Harvard National Model UN niet alleen een diplomatenspel, maar tevens een ontmoetingsplek voor studenten met totaal verschillende achtergronden.

Merlin begint te lachen wanneer hem wordt gevraagd of hij een bijzondere persoon heeft ontmoet. “Ja, dat heb ik. Een meisje uit Frankrijk. Zaterdag komt ze naar Amsterdam.” Twee hoofdprijzen dus voor de voorzitter van UUMUN…

Volgend jaar ook naar Oxford en Harvard? Binnenkort start de inschrijving. Meer info op www.uumun.nl.

Psychologie

Interview

Ik ben slecht in nietsdoen. Een filmpje kijken of een beetje zappen is niks voor mij. Lezen doe ik ook zelden. Als ik tien minuten op de bank heb gezeten met een boekje, begint het al te kriebelen. Dan wil ik iets gaan doen. Actie! Fitnessen, hardlopen, wielrennen, pokeren of tennissen. Maar het grootste deel van mijn vrije tijd gaat op aan bridgen. Dat vind ik het leukste en daar heb ik ook het meeste talent voor.

Mijn ouders en opa zijn fervente bridgers en gingen vroeger elk jaar met een grote groep bridgers op wintersport. Rond mijn zestiende ging ik tijdens zo’n vakantie eens kijken hoe dat nu eigenlijk werkte, bridgen. Ik vond het meteen een heel leuk en interessant spel. Vooral de gecompliceerdheid ervan sprak me erg aan. Er zit heel veel in, dus je bent eigenlijk nooit uitgeleerd. Dat leek me wel een mooie uitdaging.

Eenmaal thuis ben ik allerlei bridgeboeken gaan lezen, speelde ik af en toe een potje met mijn ouders en na een half jaar ging ik met mijn vader en moeder mee naar de bridgeclub. Al snel viel mijn talent voor het bridgen op en zei iemand van de club dat ik maar eens bij de jeugdselectie moest gaan kijken. Daar kreeg ik een jeugdpartner met wie ik een jaar later aan het NK-jeugdbridge heb meegedaan en weer een half jaar later aan het junioren-WK.

Echt bijzonder presteerden mijn bridgepartner en ik tijdens die kampioenschappen niet, maar het was wel een hele ervaring. In de jaren daarna deed ik nog aan tal van wedstrijden mee, maar mijn eerste internationale titel won ik pas in 2007 met het Nederlands juniorenteam op het EK-jeugd. Met die EK-titel op zak mochten we ook naar de World Mind Games in Beijing. Helaas werden we daar tijdens de kwartfinale door Noorwegen uitgeschakeld.

Andere studenten vinden het eigenlijk nooit gek dat ik zo veel bezig ben met bridgen, al krijg ik wel vaak de opmerking te horen dat ‘bridgen toch een sport is voor oude mensen’. Voor de recreatieve spelers klopt dat ook wel, maar op topniveau zie je juist heel weinig oudere spelers. De gemiddelde leeftijd van het Nederlands bridgeteam ligt rond de 35 en zestigplussers zie je echt nauwelijks bij internationale kampioenschappen.

Waarschijnlijk heeft dat te maken met het functioneren van het geheugen. Vanaf een bepaalde leeftijd wordt dat toch minder, terwijl een goed geheugen samen met een natuurlijk kaartgevoel essentieel is bij bridgen. Je kunt je geheugen ook trainen met puzzels en zo, maar ik vind dat ik dat niet nodig heb. Mijn geheugen is van zichzelf al heel goed. Niet fotografisch, maar ik herinner me bijvoorbeeld nog wel alle tennisuitslagen van toen ik twaalf was.

Ik tennis al sinds mijn vijfde en doe dat op een redelijk hoog niveau. Het is overdreven om te zeggen dat ik tot de landelijke toppers behoor, maar ik train wel drie keer per week en doe mee aan allerlei toernooien in Utrecht. Dat doe ik vooral omdat ik het leuk vind, maar ik doe er bij wedstrijden natuurlijk ook alles aan om te winnen. Als ik ergens voor ga, dan ga ik er ook helemaal voor. Dat geldt voor bridgen, tennissen, maar ook voor bijvoorbeeld pokeren.

Pokeren doe ik sinds een jaartje op internet om wat bij te verdienen. Ik vind het niet zo’n heel leuk spel – het is een stuk saaier dan bridgen – maar omdat ik goed ben in bridgen, had ik het vrij snel onder de knie. Al snel haalde ik er aardig wat inkomsten uit en sindsdien doe ik het elke week wel een paar uur. Hoeveel ik ermee verdien hangt af van de geluksfactor en de hoeveelheid tijd die ik erin steek, maar gemiddeld wel zo’n veertig dollar per uur.

Ik heb niet het gevoel dat ik door het vele bridgen, tennissen, pokeren, fitnessen en wielrennen andere dingen mis. Weliswaar heb ik niet heel veel vrije tijd, maar nog genoeg om af en toe lekker te gaan stappen in De Beurs, de Woo, Havana of Filemon. Als ik in de dagen daarna geen belangrijke wedstrijden heb, kan ik daar prima een nachtje doorhalen. Ook heb ik sinds twee maanden een vriendin met wie ik zo veel mogelijk tijd doorbreng.

Mijn vriendin kende ik eigenlijk al jaren, want ze bridget zelf ook. Dat is fijn, want daardoor heeft ze er begrip voor dat ik regelmatig in het weekend weg ben om te trainen of wedstrijden te spelen. In de komende maanden zal dat regelmatig voorkomen, want deze zomer ga ik mijn eerste Open-EK spelen en samen met mijn team naar verschillende toernooien in Amerika. Dit is mogelijk door twee enthousiaste sponsors met een grote liefde voor het bridgespel.

Mijn hoofddoel is uiteindelijk om – na het afronden van mijn studie – een vaste plaats in het Nederlands Open Team voor volwassen bridgers te krijgen. Tot nu toe heb ik alleen internationale toernooien voor junioren gespeeld, maar daar ben ik nu te oud voor. Een voordeel van een plek in het Open Team is dat je door de bridgebond betaald krijgt voor trainingen en wedstrijden. Nu krijg ik ook wel iets, maar lang niet genoeg om van te leven.

Als het me lukt om in het Nederlandse team te komen, zal ik nog meer tijd in het bridgen moeten stoppen. Maar een fulltime professional worden is niet mijn ambitie. Ik wil ook nog een andere baan. Iets met handelen of beleggen, ik weet het niet. Maar ik wil niet alleen maar bridgen. Ten eerste omdat je dan nog steeds geen riant inkomen hebt, ten tweede omdat het me saai lijkt om mijn hele leven alleen maar te bridgen.

CV
Merijn Groenenboom (25) is geboren in Utrecht. Hij is zesdejaars student Economie en begon op zijn zestiende met bridgen. Hij is vier keer kampioen geworden tijdens het NK-jeugd, won in 2007 de EK-jeugd en in 2008 het WK-studenten. Dit jaar doet hij onder meer aan het Open EK in San Remo.

Twee Alpen, 366 Veritijnen

“We hadden niet verwacht dat zoveel mensen mee op skireis wilden gaan”, vertelt preses van de Lustrum SkiCommissie Annemijn van Leersum. “We hadden plaats voor 258 mensen, maar binnen een week waren die plekken al volgeboekt. Gelukkig hebben we nog ruim honderd extra plaatsen kunnen regelen. Maar dat was echt het maximum.” Heel erg vindt ze dat niet. “Wanneer de groep nog groter was geweest, hadden we nooit met z’n allen in ‘de Prins’ gekund.”

‘De Prins’, uhh.. ja.. Dat behoeft enige uitleg. ‘De Prins’ is de Prins van Oranje (P’vO voor intimi), het gezelligste après-ski café. Eigenlijk zijn alle Vertijnen-in-de-sneeuw het daar wel mee eens. “Na de busreis van ruim twaalf uur werden we onthaald met een heerlijk ontbijt en natuurlijk een glaasje jus d’orange. Na een middagje skiën konden we er terecht voor een potje bingo, een biertje en een heleboel lekkere hitjes — ‘De tijdmachine’ met stip op nummer één!. En wanneer je na de middag nog geen genoeg had van de meezingers, kon je gewoon lekker blijven hangen tot een uur of twee ‘s nachts. Om daarna door te schuiven naar de parkeergarage.”

Ja, je leest het goed: de parkeergarage. De appartementen waren namelijk van miniatuurformaat (lees: met zoveel mogelijk bedden bijeen gepropt). En om nu direct met je vers opgedoken scharrel naast je clubgenoten in bed te duiken… Je begrijpt, de parkeergarage is dé uitkomst. Enigszins beschut van sneeuw, veel auto’s om je achter te verbergen en pikkedonker. Prettig, zo hoef je elkaar in ieder geval niet in thermo-ondergoed te zien. Hoewel er toch nog wel iets te zien moet zijn geweest, te meten aan het aantal stelletjes dat met de broek op de knieën is betrapt.

“Er is veel gegleden, ja”, lacht Stein Janssen van de 24e Lustrum Commissie. “Gelukkig was dat in de après-ski en niet boven op de berg. Niemand heeft iets gebroken. Nou ja, één iemand. Maar dat gebeurde al op de heenweg in de bus.”

“Er wordt gezegd dat in een groep meestal vijf procent wel iets breekt”, reageert Annemijn. “Maar gelukkig is de gipsvlucht aan alle Veritijnen voorbij gegaan.” Wel hebben een aantal brokkenpiloten gebruik moeten maken van de pistedienst, beter bekend als de banaan. En een enkeling die na een tocht omhoog niet meer van de berg afdurfde, werd met de sneeuwscooter van de berg gehaald.

Toch heeft iedereen een gave week gehad, weet Annemijn zeker. Haar hoogtepunt was het moment waarop iedereen met elkaar op de foto ging. Vanuit alle hoeken van de wijk Les Deus Alpes 1800, waar iedereen in appartementen zat, kwamen Veritijnen aanlopen. En niet alleen dit deel van het dorp werd door hen overspoeld. Op de pistes was het onmogelijk om geen bekenden tegen te komen, de terrassen zaten vol met Veritijnen en in de bus naar het dal werden we enkele keren door Nederlanders aangesproken met de vraag of wij ook uit Utrecht kwamen.

Leuke openingszin, zal je denken. Maar de vraag is of ze het op ons als persoon hadden gemunt, of op onze groene armbandjes. Deze stonden namelijk garant voor een biertje van €1,60, in plaats van de €2,80 die niet-Veritijnen betaalden in ‘De Prins’.

En voor zo’n prikkie kan je die biertjes natuurlijk niet aan je voorbij laten gaan. Er is dan ook heel wat gedronken in het Franse land. Per avond gingen er tussen de vijfenveertig en vijftig fusten doorheen. Dat is uitzonderlijk veel, liet de eigenaar aan Annemijn weten. “Ik dacht dat studenten nooit iets te besteden hadden”, lachte hij. “Maar nu ik zie hoeveel er gedronken wordt, lijkt dat wel mee te vallen.”

Dat après-ski en skiën niet altijd een goede combinatie is, bleek uit het verschil tussen het aantal Veritijnen dat zich had opgegeven om skilessen te volgen en het aantal dat daadwerkelijk elke middag kwam opdraven. Met de dag dunden de klasjes verder uit. Misschien lag dat ook aan de skileraren, die toch niet zo smakelijk bleken te zijn als Daan Schuurmans in de film Snow Fever. Maar ach, daar kwamen de Veritijnse dames ook wel overheen. Genoeg mannen die ’s avonds wel een privé lesje wilden geven. (Oftewel, in dichtgetikte taal: er is móéílijk veel geregeld.)

Op zoek naar ‘The seldom seen kid’

Tik http://yahmuugle.cs.uu.nl/ in en op je scherm verschijnt een toetsenbord. Speel een paar noten en druk op ‘Enter’. Even later produceert de site een lijst met klassieke composities die op de door jou voorgespeelde manier beginnen. Welkom bij Yahmuugle (Yet another homophone: the musical UU global look-up engine).

“Yahmuugle werkt met software die de vorm van notenbalken met elkaar vergelijkt”, legt Veltkamp uit. “Elke noot in een compositie heeft een bepaalde positie in de tijd en in de toonhoogte, en bovendien een bepaalde duur. Dat betekent dat je een notenbalk kunt ‘vertalen’ in een geometrisch patroon. Een promovendus van ons heeft daar een techniek voor ontwikkeld. Door er vervolgens een algoritme op los te laten dat geometrische patronen met elkaar vergelijkt, hebben we dus een zoekmachine ontwikkeld, die muziek op melodie kan herkennen.”

Yahmuugle is een kenmerkend product van de Utrechtse groep Multimedia and Geometry, die zich specialiseert in multimedia retrieval by shape matching of in beter Nederlands ‘zoeken via patroonherkenning’ (zie kader). “Dankzij dit programma is het nu mogelijk om in bibliotheken en archieven naar muziek te zoeken, die eerder alleen via de naam van de componist kon worden getraceerd”, zegt Veltkamp. “In de door muziekbibliothecarissen bijeengebrachte database van Yahmuugle zitten bijna een half miljoen stukjes muziek, niet alleen bekende partituren, maar ook 80.000 anonieme manuscripten. Wij hebben die anonieme stukken vergeleken met de rest van de database en ontdekt dat 18.000 daarvan waarschijnlijk kopieën zijn van bekende composities.”

Hoe veelbelovend het systeem ook mag zijn, de Utrechtse informatici dromen al van volgende fasen in het onderzoek. “Wat Yahmuugle mist is muziekkennis”, zegt Veltkamp. “Het houdt bijvoorbeeld geen rekening met het feit dat sommige noten belangrijker zijn dan andere. Die kennis proberen we er nu in te stoppen. Iets anders is dat melodie maar een van de aspecten van muziek is. Voor muziekliefhebbers zou het wel eens veel belangrijker kunnen zijn om naar composities te kunnen zoeken op basis van hun ritme of hun harmonische structuur.”

Harmonie

Op dat laatste aspect concentreert zich het onderzoek van promovendus Bas de Haas: “Harmonie ontstaat wanneer er meer dan één noot tegelijk klinkt, dat noemen we een akkoord”, legt hij uit. “Aan de hand van kennis uit zowel de muziektheorie als de psychologie kun je een formeel model opstellen waarin aan elk akkoord in een bepaalde toonsoort een score is toegekend die uitdrukt hoe goed dat akkoord in die toonsoort past. Als je nu een muziekstuk neemt en je zet de scores van alle akkoorden uit tegen de tijd, dan krijg je een soort getrapte functie die het harmonische verloop van het stuk weergeeft.”

Wie twee harmonisch overeenkomstige liedjes wil vinden, moet dus zoeken naar twee grafieken die op elkaar lijken. Dat kan visueel, maar een exactere methode is om de grafieken over elkaar heen te plotten en de oppervlakte tussen de functies te berekenen. Hoe kleiner dat oppervlak, des te groter de harmonische overeenkomst. De Haas: “Ik heb een algoritme ontwikkeld dat een groot aantal liedjes op die manier razendsnel met elkaar kan vergelijken. Ik heb het onlangs uitgetest op ongeveer vijfduizend jazz standards en het werkte prima. Er zaten onder meer tien versies bij van All the things you are van Kern en Hammerstein. Hoewel die allemaal in een andere toonsoort stonden, wees mijn programma ze moeiteloos aan als harmonisch overeenkomstig.”

Net als de methode-Yahmuugle maakt de methode–De Haas gebruik van uitgeschreven muziek. “Dat is leuk”, zegt hij, “maar pas echt interessant wordt het als je rechtstreeks naar geluidsfragmenten kunt zoeken. Op dit moment is een hot topic in de informatica om algoritmes te ontwikkelen die uit audio-files de gespeelde akkoorden destilleren. Als dat lukt, en ik kan die algoritmes doorlussen naar de door mij ontwikkelde algoritmes voor harmonie, dan wordt het mogelijk om op basis van een geluidsfragment in een audio-database naar harmonisch verwante muziek te zoeken.”

Veltkamp klinkt instemmend. “Ons ideaal is dat je op termijn automatisch via muziekfragmenten kunt zoeken naar muziek waarvoor je op dat moment in de stemming bent, dat je Elbow op kunt zetten en dat een database je dan zowel muzikaal vergelijkbare nummers opgeeft als nummers met een heel andere muzikale structuur, maar een zelfde sfeer. Het zal nog wel even duren, maar dat het binnen twintig jaar zover is, lijkt me een realistische schatting.”

Twee zwaartepunten

Paradepaardje van het focusgebied Information Technologies in Science and Society is het samen met TNO en de Hogeschool voor de Kunsten gevormde onderzoeksinstituut AGS (Advanced Gaming Research). Dankzij een subsidie van tien miljoen euro voor het onderzoeksproject GATE is de Universiteit Utrecht nu hét landelijke centrum voor onderzoek naar de ontwikkeling van virtuele werelden. Behalve voor de op deze pagina’s beschreven toepassing in games is dit onderzoek ook van belang voor het ontwerpen van zo realistisch mogelijke simulaties voor trainingen van bijvoorbeeld piloten.

Een tweede belangrijke tak van onderzoek binnen dit focusgebied houdt zich bezig met het ontwikkelen van software om zinvolle patronen te herkennen in de steeds sneller toenemende stroom digitale data. Naast het op deze pagina’s beschreven onderzoek naar shape matching kan ook worden gedacht aan het ontwerpen van data-mining-methoden voor bijvoorbeeld genetische screening en aan het ontwikkelen van medische expert-systemen die artsen in staat moeten stellen om testgegevens van hun patiënten te ‘vertalen’ in juiste diagnoses.

Praten met vwo’ers is zinvol. Maar of ze dan beter kiezen …

“Het is nog de vraag of gesprekken werkelijk de uitval in het eerste jaar verminderen”, zegt dr. Ria van der Lecq, opleidingscoördinator van de opleiding Liberal Arts & Sciences (LAS). Een opvallende uitspraak. Begin deze maand sleepte LAS immers een halve ton in de wacht in een subsidieronde die erop was gericht eerstejaars studenten door middel van gesprekken te helpen bij hun studiekeuze.

Van der Lecq legt uit dat LAS al enkele jaren dergelijke kennismakingsgesprekken voert. Deze werden bij de start van de brede bacheloropleiding in 2004 ingevoerd om studenten te informeren over de ongebruikelijke opzet van de studie die vanaf het begin een grote keuzevrijheid kent.

De gesprekken blijken volgens de opleidingscoördinator nog niet te leiden tot positieve rendementscijfers na het eerste jaar. De uitval is net zo groot als bij andere universitaire opleidingen, terwijl studenten zich over het algemeen wel houden aan de vrijblijvende adviezen die ze na het gesprek krijgen. Zo’n twintig procent van de aanmelders kiest voor een andere studie.

De toegekende Haagse middelen zijn dan ook vooral bedoeld om de tegenvallende rendementseffecten van de gesprekken te duiden. “Ligt het aan de gesprekken? Moeten die beter? Of zijn er andere factoren?”, vraagt Van der Lecq zich af.

De ervaring van Van der Lecq zegt dat het vrij moeilijk is om vwo-scholieren duidelijk te maken wat een studie aan een universiteit inhoudt. “Academisch onderwijs is toch echt iets anders dan scholieren gewend zijn.”

Strategisch Plan

Toch noemt ze de gesprekken zinvol. “In september ken je de studenten en zij kennen jou. Studenten weten dan ook wat we verwachten, al is dat misschien nog wat abstract. Ze hebben in ieder geval een soort richtingsgevoel ontwikkeld. Als opleiding heb je daar profijt van. En niet onbelangrijk: je weet precies hoeveel studenten je kunt verwachten. Er zijn wat dat betreft geen verrassingen.”

Studente LAS Nura Rutten meent dat het toelatingsgesprek haar zeker geholpen heeft een beter gemotiveerde keuze te maken. “Je wordt er heel concreet op gewezen dat deze opleiding voor sommige mensen erg geschikt is en voor anderen niet. Daar ga je toch goed over nadenken.”

Ondanks het genuanceerde beeld bij LAS, heeft het faculteitsbestuur van Geesteswetenschappen inmiddels laten weten de kennismakingsgesprekken ook voor andere opleidingen op de agenda te willen zetten.

Ook in het nieuwe Strategische Plan van de universiteit is sprake van ‘pilots met matchingsgesprekken’. Rector Stoof steekt echter niet onder stoelen en banken bedenkingen te hebben bij de kosten en tijdsinvesteringen die met de gesprekken gemoeid zijn. In een raadscommissie deze week zei hij dat het universiteitsbestuur mede op basis van de uitkomsten van de evaluatie bij LAS zal bepalen of er meer initiatieven op dit vlak komen.

ALPO

De opleiding Pedagogische Wetenschappen, die ook een uitval van een op de drie studenten kent in het eerste jaar, heeft haar zinnen inmiddels gezet op een andersoortig gesprek. Dat moet niet plaatsvinden voor het begin van de studie, maar in november in het eerste jaar.

Een subsidieaanvraag voor het voorstel werd vanwege dat afwijkende tijdstip niet gehonoreerd in de Haagse subsidieronde waaruit de opleiding LAS wel mag putten. Opleidingsdirecteur prof.dr. Mieke Brekelmans gaat nu onderzoeken of een het lukt om een afgeslankt plan op eigen kracht door te zetten. Ze hoopt bovendien op middelen uit andere bronnen, bijvoorbeeld van het college van bestuur.

Ook Brekelmans wijst erop dat het voorlichten van studenten geen eenvoudige zaak is, zelfs in een persoonlijke gesprek. De onverwacht grote uitval bij de nieuwe bachelor voor leraren in het primair onderwijs ALPO, waarvoor studenten selectiegesprekken moeten voeren, laat dat ook zien. “Studenten houden vast aan bepaalde ideeën. Bij ons willen ze iets met kinderen en dan blijkt dat je hier het eerste jaar alleen met theorie bezig bent.”

Volgens de hoogleraar hebben studenten pas na enkele maanden een goed beeld van wat de studie inhoudt. “Daarom lijkt november ons een goed moment voor een soort reflectieopdracht over de studiekeuze. Zit een student op de goede plek? Met de uitkomst daarvan en met de behaalde studieresultaten kan er dan een veel vruchtbaarder gesprek met de tutor plaatsvinden. Studenten die echt verkeerd gekozen hebben, kunnen dan nog gebruik maken van de februariregeling van de IB-groep. Maar ook voor de opleiding is het een voordeel als studenten die niet op de juiste plek zitten vroeger afhaken.