Voor sommige studenten is donderdagnacht heilig: kroeg in, bier drinken en tegen het morgenkrieken naar bed. Het is niet ondenkbaar dat deze benevelde studenten vroeg op de vrijdagmorgen voorbij worden gefietst door Marien Baerveldt, student Liberal Arts & Sciences en Psychologie, zich haastend naar een middelbare school: voor wiskundeles.
Mariens plaats van bestemming: de Nobeldwarstraat, waar de hoofdlocatie van het St.-Gregorius College Utrecht is gevestigd. Zodra de student de poort is gepasseerd, is hij niet langer Marien, maar Meester Baerveldt. Tien uur in de week is hij wiskundedocent. Rector Frans van Noort noemt mensen als Marien, die als studentdocent werkzaam zijn op middelbare scholen belangrijk: “Ik ben erg blij met jongens als Marien. Dankzij hen wordt de schaarste aan docenten wat teruggedrongen.”
De studerende leraren die bij Gregorius rondlopen zijn allen geworven bij het bedrijf StudentDocent, een bureau van de UU-studenten Steven van den Tol en Patrique Zaman. Sinds september 2007 bemiddelen zij tussen studenten en middelbare scholen. Een commercieel bedrijf, maar wel een met een maatschappelijk verantwoorde visie. Steven: “Natuurlijk wil ik er geld mee verdienen, maar ik hoop tevens het onderwijs te kunnen verbeteren.”
Het idee voor StudentDocent ontstond op een dag toen de twee studenten Natuurwetenschap en Innovatiemanagement na college samen naar huis fietsten. Ze discussieerden over bijbanen. “We vonden het zo bizar dat studenten, slimme mensen die een wetenschappelijke opleiding volgen, zulke domme baantjes moeten doen; promotiewerk bijvoorbeeld of achter de bar staan.”
Hun verwondering en verbazing was des te groter toen ze bedachten dat het behalen van een diploma in het hoger of wetenschappelijk onderwijs deuren opent voor banen met zoveel meer verantwoordelijkheid en salaris. “Je verdient ineens tien keer zoveel, terwijl je echt niet tien keer slimmer bent geworden als je je diploma eenmaal binnen hebt.”
Tegelijkertijd wisten de twee opfietsende studenten dat het middelbaar onderwijs behoefte had aan mankracht, aan mensen met een academisch denkniveau. Steven: “Toen we begonnen, speelden de ophokuren heel erg. Stel: er valt een uur Frans uit. Dan krijgt de betreffende klas bijvoorbeeld een economieleraar voor haar neus die daar moet gaan babysitten: zo’n docent, die gestudeerd heeft, zit dan alleen maar leerlingen een beetje in de gaten te houden. Waarom daar geen student Frans neerzetten? Die is uiteraard op dat gebied vakinhoudelijk sterker en met een goede training kunnen we hem wat didactische vaardigheden bijbrengen. Zo is de school geholpen, want de les Frans gaat niet verloren, en de studenten hebben hun uitdagende en nuttige baan!”
Droomvrouw
Vrijdagochtend om kwart over acht zit de 22-jarige Marien, geflankeerd door enige andere docenten, met een kop koffie in de docentenkamer. “Ik heb één keer eerder in een lerarenkamer gezeten, toen ik met mijn eindexamenstunts in onze middelbare school inbrak. Heel spannend was dat toen. De eerste keer hier in de docentenkamer vond ik het nog wat vreemd. Nu niet meer. Er hangt een goede sfeer. De docenten praten in deze kamer met elkaar bijvoorbeeld over hoe het thuis is. Ja, het zijn net mensen.”
Tien minuten later staat hij in lokaal 074 voor een uitgelaten vmbo-brugklas. In het lokaal zijn de zware, blauwe, stoffen gordijnen gesloten. Maar goed ook; afleiding van buiten zou deze klas alleen maar rumoeriger maken. Het aloude geintje dat de leerlingen niet op de juiste plek gaan zitten om de leraar in verwarring te brengen, heeft invaldocent Marien vrij snel door. “Iedereen op zijn eigen plek zitten. Hup, opstaan.” Schoorvoetend verruilen de kinderen van plaats. Als een drilinstructeur maant hij de kinderen om de tassen van tafel te halen en het wiskundeboek open te slaan op pagina 146. “Dan kom ik nu langs om te kijken of het huiswerk is gedaan.”
Als meester Baerveldt op het bord wat uitlegt houdt de klas zich koest. Met blauwe en rode stiften tekent hij rechthoeken en vraagt de klas om de verschillende oppervlakten uit te rekenen. De leerlingen mogen vervolgens zelfstandig gaan werken. Sommige groepjes gaan ijverig aan de slag, andere zijn met heel andere dingen bezig. Zo blijkt een groepje achter in de klas een eigen vorm van wiskunde te ontwikkelen. De jongens berekenen namelijk hoe hun zogezegde droomvrouw eruit moet zien. Een van hen is overtuigd dat zijn droomvrouw bestaat uit een combinatie van drie meisjes uit zijn klas. Hij wijst de meisjes aan en somt op: “1/3e van haar, 1/3e van die daar en dan 1/3e van haar. Dat is het best.”
Terwijl Marien zijn rondgang maakt door de klas en neerhurkt bij leerlingen met een vraag, wordt er achter zijn rug verwoed met propjes papier naar elkaar gegooid. Vanuit zijn ooghoeken houdt hij de vermeende relschoppers in de gaten. Als een meisje een prop naar voren gooit, is de meester er snel bij: “Opruimen! En dan ga je je melden! Laat je spullen maar liggen. Opschieten!” Het handhaven van de orde gaat Marien goed af. Schrok hij niet van hoe rumoerig een klas kan zijn? “Nee”, zegt hij nuchter, “ik zat vroeger op ‘de Werkplaats’, een school in Bilthoven. Daar liepen we bij wijze van spreken over de tafels. Een school waar creativiteit en eigen verantwoordelijkheid hoog in het vaandel staan. Ik vond het heerlijk dat ik kon doen wat ik wilde.”
Van de docenten op het St. Gregorius begreep hij al snel dat deze school een heel andere opvatting over onderwijs had. “Ik mag in principe zelf weten hoe ik het hier aanpak, maar ik kreeg wel direct van de docenten te horen dat de kinderen naar het Gregorius komen omdat er structuur wordt geboden.” De strengere aanpak was even wennen. Volgens Marien zou zo’n schoolomgeving voor hemzelf niet hebben gewerkt: “Ik denk dat ik dan heel erg in mijzelf gekeerd zou zijn. Ik heb wel geleerd dat verschillende mensen verschillende manieren van leren nodig hebben. Ik dacht dat de meerderheid gebaat zo zou zijn bij een lossere aanpak, zoals ik dat zelf op school heb ervaren. Dat is dus niet waar.”
Daarnaast heeft deze bijbaan Marien doen inzien dat het docentschap een zwaar bestaan is: “Ik heb zoveel meer respect gekregen voor docenten. De dingen die ze allemaal nog moeten doen naast legeven: docenten hebben pas echt bergen huiswerk. Toen ik hier in december kwam lesgeven, vroeg ik enige leraren met de kerstvakantie in het vooruitzicht, wat ze in de vakantie gingen doen ‘Niets’, antwoordden ze, ‘rusten. Slapen!’ Iedereen liep echt op zijn tandvlees. En die vakanties zijn heus niet zo lang. Wij studenten hebben meer vakantie!”
Lerarentekort
Aan het terugbrengen van het lerarentekort, dat al jaren hoog op de politieke agenda staat, draagt bemiddelingsbureau StudentDocent een steentje bij. Maar eigenlijk gelooft Steven niet zo in dat lerarentekort: “Er zijn niet meer leraren nodig, maar de efficiëntie van de docent moet omhoog. Kijk, als je vroeger iets wilde leren ging je bij een meester in dienst; een een-op-een relatie. Dat was te weinig efficiënt, dus zijn er vervolgens dertig leerlingen bij een meester of docent ondergebracht. Dat is tweehonderd jaar geleden bedacht, en zo doen we het nog steeds.”
Steven legt uit dat dit naar zijn mening nogal een achterhaald concept is: “Vroeger kwamen die dertig leerlingen allemaal uit hetzelfde dorp. Ze hadden allemaal een vergelijkbare voorkennis en achtergrond. Er waren ongetwijfeld nog wel niveauverschillen, maar het was gemakkelijk om één lesprogramma te maken voor deze dertig kinderen. Tegenwoordig, in de multiculturele samenleving, heb je dertig totaal verschillende kinderen. Andere achtergronden, andere voorkennis, soms zelfs een andere taal. Eén lesprogramma maken voor hen allemaal is eigenlijk onmogelijk.”
Die verscheidenheid onder leerlingen leidt mede tot een verscheidenheid in taken voor de docent, zo ontvouwt Steven zijn visie op het onderwijs. Meer docenten is volgens hem niet de oplossing: “In het onderwijs zijn er teveel taken die door slechts één persoon worden gedaan, daar moet meer differentiatie in komen. In het ziekenhuis heb je toch ook de specialist met daaronder allemaal verschillende lagen? Een soort piramide dus: zoiets zou ook bij het onderwijs ingevoerd moeten worden. Lesgeven moet de hoofdmoot zijn en uitgevoerd worden door de docent. Alles wat daarnaast komt, zoals proefwerken nakijken, excursies, bijles geven, e-learning enzovoort, kan dan onder toezicht van en in samenspraak met de docent aan anderen worden uitbesteed.”
En daar komt Stevens bedrijf om de hoek kijken: StudentDocent levert namelijk niet alleen (inval)docenten, door het bedrijf van Steven en Patrique Senior studentdocent genoemd, maar ook Junior studentdocenten en Onderwijsondersteunenden. Laatstgenoemde groep is er in de eerste plaats om de docent te verlichten, waardoor deze zich meer kan toeleggen op het onderwijs sec.
Voetbalplaatjes
Terug in de vmbo-brugklas van meester Marien wordt het huiswerk voor de volgende keer opgegeven. Ondertussen verzamelt een groepje zich bij de deur; over luttele seconden klinkt de bel en mogen ze naar de volgende les. Eén van de leerlingen kijkt bijna weemoedig naar de klok. “Nog zes uur”, verzucht het jongetje, “dan is het weekend: twee dagen vrijheid.” Het kleinste jongetje van de klas vraagt aan zijn klasgenoten wat ze het tweede uur eigenlijk hebben. “Nederlands”, luidt het antwoord, “van onze beste vriend die ons laatst de oorlog heeft verklaard.” Als de bel gaat, marcheert de troepenmacht naar buiten.
Marien heeft een tussenuur, dat hij spendeert in de lerarenkamer. Wiskundelerares Elke Sanders, die door Marien gekscherend zijn mentormoeder wordt genoemd en al 17 jaar in het onderwijs zit, neemt plaats naast haar jonge collega. Ze is zeer te spreken over Marien. “Hij doet het erg goed, zeker voor iemand die nooit een lerarenopleiding heeft gevolgd. Marien is een natuurtalent. Het is algemeen bekend dat leraren nogal eigenwijs kunnen zijn. Marien begrijpt gelukkig dat dat niet werkt bij vmbo-kinderen, daar moet je juist een band mee creëren. Pas dan willen ze voor je werken. Daarnaast kijkt hij eerst naar zichzelf als het niet zo lekker gaat. Dat vind ik een goede eigenschap voor een leraar: niet de oorzaak meteen bij de klas leggen.”
Terwijl Sanders gretig voetbalplaatjes in ontvangst neemt van een collega (“voor de kinderen hoor”), zegt Marien dat het in eerste instantie de bedoeling was om hier scheikunde te geven. “Maar die vacature bleek al vergeven. De rector had wel mijn cv ontvangen, waarop hij mij opbelde met de vraag of ik wiskunde wilde geven. Prima. Je hebt het niveau gezien; eigenlijk is het meer rekenen dan wiskunde. Oppervlaktes narekenen. Plus en keer. Echt niet moeilijk.”
Dankzij Marien konden de betreffende vmbo-klassen eindelijk weer eens wiskundeles krijgen. “Ze hadden al een maand of twee geen wiskunde meer gehad en het was onduidelijk hoe lang de docent nog weg zou blijven. Een school gaat dan niet iemand tijdelijk aannemen. Trouwens, het is ook veel te moeilijk om iemand voor zo’n korte tijd te vinden binnen de bètahoek.”
Ook zou Marien slechts drie weken blijven, van begin december tot de Kerstvakantie. “Dat is de reden dat ik geen coach kreeg toegewezen, iets wat normaliter wel gebeurt. Tevens was wat ik hier zou doen zo afgebakend: één hoofdstuk met vier vmbo-klassen.”
Zo kwam het dat Marien tijdens zijn allereerste lesuur alleen voor de klas stond: “Het tweede uur kwam er wel iemand bij me in de klas zitten, even kijken hoe het ging. Na vijf minuten stond ie weer op, hij had gezien dat het wel goed zat. Dat gaf zelfvertrouwen.”
De stof die op de kinderen moet worden overgebracht mag dan niet al te moeilijk heten, de didactische vaardigheden moet hij toch ergens hebben opgedaan. “Dat wordt door StudentDocent opgevangen. Ik heb twee avonden een cursus gevolgd die door Stevens bedrijf wordt georganiseerd. De cursus wordt gegeven door iemand van de lerarenopleiding, waar je vooral handige didactische tips krijgt.”
Naast het lesgeven aan de vier vmbo-klassen, heeft Marien een keer bij een 2 havo/vwo-klas opgepast, omdat de docent ziek was geworden. “Ik heb wat wiskunde met ze gedaan. Dat was toch even van een ander niveau: die kinderen zijn bezig met het vermenigvuldigen van negatieve breuken. Toen moest ik wel graven in mijn geheugen hoe dat ook weer ging.”
Marien zegt deze klassen ook gewoon les te mogen geven. “Ik zou zelfs zes vwo tijdelijk mogen onderwijzen, maar ik denk niet dat ik dat wil. Die kids zijn met hun eindexamen bezig, dat is voor het echie. Dan zou ik me weer uitgebreid in die stof moeten verdiepen. Ik heb het wiskunde-eindexamen destijds ruimschoots gehaald, daar niet van, maar om de stof te kunnen uitleggen moet je het volgens mij op een heel andere manier begrijpen.”
Dat Marien als wiskundedocent aan de slag kon, is volgens Steven weinig verwonderlijk: “Exacte vakken blijven altijd gewild. Op het moment hebben we erg veel vraag naar Biologiedocenten.” Geschiedenisstudenten mogen zich ook bij hem aanmelden, maar Steven geeft te kennen dat een bijbaan in het onderwijs op dit vakgebied weinig kans van slagen heeft: “Er is geen tekort aan geschiedenisdocenten. Als je je bij ons inschrijft bij geschiedenis, is de concurrentie erg groot. Typisch geval van kleine vraag en groot aanbod.”
Chickies
Het succes van zijn bedrijf dankt hij naar eigen zeggen deels aan de competentie van de driehonderd studenten die inmiddels in het bestand zijn opgenomen. “Ik durf te beweren dat een studentdocent vakinhoudelijk gemiddeld beter is dan een docent. Een studentdocent heeft namelijk actuele kennis. Neem biologie: die discipline is de afgelopen twintig jaar enorm veranderd. Een student Biologie zit daar middenin. Natuurlijk, een docent wordt geacht zijn vakgebied bij te houden, maar daar heb je het weer: dat schiet er bij in omdat ie het te druk heeft.”
Op pedagogisch-didactisch gebied zal een studentdocent het evenwel moeten afleggen tegen een docent. “Dat betwijfel ik”, verweert Steven zich. “Ik denk dat de helft van de studentdocenten op dit vlak sterker is. Sommige docenten met veel ervaring komen in een sleur terecht en vallen terug op hun aloude pedagogische trucjes. Studentdocenten ontberen de ervaring natuurlijk, maar staan wel nieuw en fris tegenover zo’n klas. Van sleur en herhaling zal bij hen geen sprake zijn.”
Zijn relatie met de leerlingen is volgens Marien wat losser dan op het Gregorius gebruikelijk is. “Daar gaan de leerlingen ook wel vanuit: ik ben immers jonger dan de andere docenten en daarnaast ben ik slechts voor korte tijd hun leraar.” Maar teveel frivoliteiten accepteert hij niet: “Ze moeten wel meester zeggen of meneer Baerveldt. Er zijn er die het proberen met ‘hé, mees!’ Als dat op een vriendelijke manier gebeurt accepteer ik dat, anders niet.” Aan de andere kant beseft Marien dat volledige controle op de klas ondoenlijk is. “Dat lukt niet. Soms hoor ik iemand wat onzinnigs roepen en doe ik maar net of ik het niet gehoord heb. Zolang het maar niets aan je gezag afdoet.”
Als Marien aan het einde van het derde uur, na les te hebben gegeven aan een 2e klas vmbo, zegt dat volgende week zijn wiskundeles uitvalt, vragen sommigen zich hardop af waarom.
“Ik ga op vakantie”, legt meester Baerveldt uit.
De klas wil weten waarheen en met wie.
“Ik ga naar Marokko, met vrienden.”
“Jajaja”, rumoert de klas, “zeker achter de chickies aan!”
Marien is even Oost-Indisch doof.
Tot uw dienst…
Het bedrijf van Steven en Patrique zet drie groepen in om het voortgezet onderwijs tot dienst te zijn:
1.De Senior studentdocent. Deze Senior behoort in staat te zijn een les van een uitgevallen docent over te kunnen nemen, desnoods voor langere tijd. Verdienste: 15 euro per lesuur (voor tussenuren geldt een tarief van 8 euro per uur)
2.De Junior studentdocent. De zogenoemde ‘Judo’ kan bijvoorbeeld worden ingezet als begeleider in een huiswerkklas. Ook worden zij geregeld ingezet om een klas te ondersteunen tijdens examenperiodes. Verdienste: 11 euro per uur.
3.De Onderwijsondersteunende. Deze groep wordt door StudentDocent ‘de duizendpoot’ genoemd. Voorbeelden van de werkzaamheden: surveilleren bij tentamens en docenten helpen bij het nakijken van opdrachten en proefwerken. Verdienste: 8 tot 10 euro per uur
Educatieve minor
StudentDocent is niet de enige die zich inzet om het onderwijs te hulp te schieten. Zo heeft ook De Nationale Denktank, een team dat bestaat uit veelbelovende masterstudenten, pas afgestudeerden en promovendi, in 2007 PAL geïntroduceerd, de Persoonlijk Assistent van Leraren. Een initiatief dat inmiddels 2,4 miljoen steun toegezegd heeft gekregen van het Ministerie OC&W voor het werven en opleiden van de studenten die in de nabije toekomst als PAL aan de slag kunnen.
De UU probeert evengoed het nijpende tekort aan leraren tegen te gaan. Komend academisch jaar introduceert de universiteit bij de alfa-, bèta- en gamma- schoolvakken een Educatieve minor. Deze minor levert een beperkte bevoegdheid op: na voltooiing mogen de studenten lesgeven in de klassen van vmbo-t en in de onderbouw van HAVO en VWO. Marjolein Boessenkool, secretaris van de taskforce Lerarenopleiding: “De minor in de eerste plaats bedoeld om leraren op te leiden. Maar je kunt er veel meer mee; zo is het een goede voorbereiding voor mensen die zich moeten inleven in een bepaald publiek. Stel dat je later mensen moet overtuigen om mona-toetjes te kopen, dan is deze minor bijzonder handig. Of voor studenten die bijvoorbeeld trainer willen worden in het bedrijfsleven.”