John de Wit over einde programma:
‘Het risico is dat we EDI niet meer zien als een speerpunt, maar als iets extra’s’

Het Utrecht Science Park kreeg het langste regenboogfiets ter wereld, UU’ers kunnen in Teams hun persoonlijke voornaamwoorden aanpassen en op termijn moet het voor medewerkers en studenten mogelijk worden om zich bij de universiteit te registreren als non-binair. Ook kreeg elk universiteitsgebouw een all-gender toilet.
Het zijn een paar van de vele initiatieven van het programma Equality, Diversity & Inclusion (EDI), die ervoor moeten zorgen dat iedereen zich welkom en veilig voelt op de universiteit. Het EDI probeerde daarnaast onder andere de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op de werkvloer aan te pakken en meer Nederlanders met een migratieachtergrond naar de universiteit te krijgen.
Met succes, want het aantal vrouwelijke universitaire hoofddocenten (UHD's) en hoogleraren aan de Universiteit Utrecht (UU) is de afgelopen jaren toegenomen. De universiteit streefde ernaar dat 40 procent van de UHD's en 35 procent van de hoogleraren vrouw is. Die percentages zijn gehaald. Ook kwamen er extra plekken voor PhD’ ers met een migratiegeschiedenis en is er in elke regio een stilteruimte ingericht.
Het programma Equality, Diversity & Inclusion (EDI) werd in 2021 opgericht en had tot doel om initiatieven, activiteiten en beleid op gebied van diversiteit en inclusie te bevorderen. John de Wit, hoogleraar Interdisciplinaire Sociale Wetenschap: volksgezondheid, is sinds 2023 de dean voor EDI. Emeritus hoogleraar Janneke Plantenga had daarvoor, sinds de oprichting van het programma, de leiding. Het EDI programma liep per 1 januari 2025 af wat betekent dat er geen apart EDI-office meer is. De Universiteit Utrecht (UU) wil dat het EDI een plek krijgt (met Solis-id) in de reguliere organisatie.
Waar bent u het trotst op?
“Het belangrijkste voor mij is dat EDI op de agenda staat en voor de meeste mensen een redelijke vanzelfsprekendheid is geworden. In ons afsluitend EDI-festival vorig najaar waren zoveel mensen geïnteresseerd: alle 250 plekken waren in een mum van tijd vergeven. Ik besefte dat er echt een soort beweging is ontstaan. Mensen hebben soms ook hun bedenkingen bij wat het EDI doet, zoals bij het regenboogfietspad. Daarop kwam de kritiek dat het vooral een symbolische maatregel was. Toch zie ik het regenboogfietspad als een succes, omdat erover wordt gepraat en het aandacht krijgt. Het wordt bijvoorbeeld veel gefotografeerd.”
Wat vindt u ervan dat het EDI-programma is gestopt en wordt ingebed?
“Het is een beetje procedureel: we hebben een programma met een einddatum en daarna wordt het ingebed. Ik onderschrijf het idee dat vormen van beleid onderdeel worden in de staande organisatie, maar tegelijkertijd brengt dit het gevaar met zich mee dat het beleid onzeker wordt. Het is belangrijk om na te denken over de manier waarop de belangrijke aandachtspunten van de universiteit zichtbaar blijven. Dat geldt niet alleen voor het EDI, maar ook voor de andere programma’s van de universiteit, zoals Onderwijs voor Professionals, Interdisciplinair Onderwijs en Community Engaged Learning.
“Met het inbedden van de programma’s lopen we het risico dat de thema’s de programma's zich op richten, niet meer gezien worden als speerpunten van de universiteit, maar als iets extra’s dat mensen erbij moeten doen, terwijl ze al druk zijn en er moet worden bezuinigd.”

Waarmee moet de UU aan de slag?
“Ik vind het belangrijk dat we een meer kleurrijke universiteit worden, zowel cultureel als etnisch diverser. Momenteel zijn we veelal een witte middenklasse universiteit. Diversiteit gaat ook over eerstegeneratiestudenten van wie de ouders geen academische achtergrond hebben. Maar die studenten kunnen uit verschillende sociale klassen komen. De een komt uit een arbeidersmilieu, de ander uit een gezin dat meer te besteden heeft.
“We moeten er dus voor zorgen dat het ook over sociale klasse blijft gaan. Ik vind het soms lastig om dat onderscheid te maken, omdat ik niet wil dat studenten op hun sociale achtergrond worden aangesproken. Tegelijkertijd willen we wel dat de ondersteuning terecht komt bij diegene die het nodig heeft. Etnische diversiteit hangt ook vaak samen met sociale klasse. Kleinkinderen van arbeidsmigranten zijn vaker eerstegeneratiestudenten.”
Jullie hadden bij de start van het EDI-programma de wind mee. Inmiddels is de weerstand zichtbaarder geworden. Hoe gaat u daarmee om?
“We zien een tegenbeweging op gang komen. Ik vind dat in een democratische samenleving een relevante ontwikkeling. Het is belangrijk dat andersdenkende mensen ons eraan herinneren dat zij er ook zijn. We blijven ons er daardoor van bewust dat sommige ontwikkelingen niet voor iedereen vanzelfsprekend zijn en we moeite moeten blijven doen om iedereen mee te nemen.
“We moeten niet al te zeer van die tegenreactie schrikken en ons er ook niet door uit de tent laten lokken. Je kan snel in een conflict geraken. Doorgaans is dat niet de snelste weg naar een oplossing, omdat mensen zich gaan ingraven. Laten we proberen om naar mensen met andere perspectieven te luisteren en hen erbij te betrekken. In mijn optimisme zie ik de huidige weerstand als een tijdelijke dip, onderdeel van een slingerbeweging.”
Maakt u zich er geen zorgen om?
“Ik maak mij er zeker zorgen over en ik vraag mij ook af waar dit naartoe gaat. We moeten alert zijn en bedenken hoe we erop moeten reageren. Het is vooral belangrijk om te begrijpen waarover de kritiek gaat. We moeten het niet accepteren, maar negeren of ertegenin gaan is geen oplossing.”
Waar komt die weerstand tegen diversiteit denkt u vandaan?
“In onze samenleving claimen mensen hun succes als een gevolg van hun eigen handelen, waardoor mensen bij gebrek hieraan, het gevoel hebben er zelf schuldig aan te zijn. Geprivilegieerde ouders kunnen hun kinderen ondersteunen, waardoor ze naar de universiteit kunnen. Hierdoor is het hoger onderwijs ongelijkheid aan het reproduceren in plaats van die te verminderen. Maar door iemand meer kansen te geven, heeft een ander soms het gevoel minder te krijgen. We denken doorgaans dat het niet erg is voor anderen als achtergestelde groepen meer kansen krijgen. Wat maakt het nou voor mannen uit als vrouwen meer rechten krijgen? Maar het gaat er niet om wat objectief zo is, maar hoe mensen het ervaren. De subjectieve ervaring is uiteindelijk toch wat voor mensen waar is. We hebben dat niet goed gezien en moeten de ander beter erbij betrekken.”
Er is meer kritiek gekomen op minderheden of het is in ieder geval zichtbaarder geworden. Is diversiteitsbeleid dat wel waard?
“Voor mij wel. Het gaat erom dat we allemaal gelijk zijn, maar niet dezelfde kansen krijgen. Ik denk dat veel mensen willen dat iedereen dezelfde kansen krijgt, maar dat de manier waarop we dat moeten bereiken, verschilt. Het universiteitsbestuur onderschrijft heel authentiek de waarden van gelijkwaardigheid, diversiteit en inclusie. Dat is niet voor de bühne. Niemand in het bestuur van de universiteit zal op deze waarden ook maar iets willen afdingen.”
Heeft de universiteit een maatschappelijke rol hierin?
“Het onderwijssysteem is een belangrijke pijler in onze samenleving. In die zin heeft de universiteit vanzelfsprekend een maatschappelijke rol en opgave. De discussie over de Engelse taal op de universiteit gaat bijvoorbeeld ook over het borgen van onze cultuur en manier van leven door kennisoverdracht. De vraag is: heeft de universiteit daarin een zelfstandige rol of volgt zij de overheid? We zien momenteel in de Verenigde Staten dat instellingen zich stil houden of zich achter het beleid van Trump scharen. Ik vind dat instellingen een verantwoordelijkheid hebben om voor hun normen en waarden te gaan staan. Universiteiten moeten daarin hun eigen morele afweging maken.”
Op zaterdag 7 juni is de Canal Pride Utrecht. Studenten en medewerkers van de Universiteit Utrecht varen samen met de Hogeschool Utrecht en het UMC Utrecht op een boot mee om te laten zien dat ze diversiteit, inclusie en de acceptatie van de LHBTIQ+-gemeenschap belangrijk vinden.