Docenten krijgen geen vast contract aan UU
UU gaat meer UD's aannemen om aan nieuwe cao te voldoen
De faculteiten hebben financiële zorgen naar aanleiding van de loonsverhoging van 9 procent per augustus 2023. De loonsverhoging wordt door het ministerie van OCW vergoed, maar niet voor degenen die een NWO-beurs hebben uit de tweede geldstroom of op projectbasis onderzoek doen uit de zogeheten derde geldstroom. De salarisverhoging voor die twee groepen werknemers, moeten universiteiten zelf bijleggen. Het zou gaan om zo’n 10 miljoen.
Die kopzorgen over geld waren niet in deze mate voorzien tijdens de cao-onderhandelingen. Die verliepen eigenlijk heel soepel, zegt vicevoorzitter van het College van Bestuur Margot van der Starre, “hoewel we ons misschien eerder hadden kunnen realiseren dat NWO de 9 procent niet compenseert”. Ze was voor het eerst namens de universiteiten de hoofdonderhandelaar. Er waren voor de werknemers twee belangrijke punten binnengehaald: een forse loonsverhoging om de inflatie het hoofd te bieden en meer vaste contracten in de “wetenschappelijke kolom”.
Terugdringen aantal tijdelijke contracten
Universiteiten beloofden het aantal tijdelijke contracten van het wetenschappelijke personeel in drie jaar tijd terug te dringen naar 13,5 procent. Onder het wetenschappelijk personeel vallen hoogleraren, universitair hoofddocenten (UHD), universitair docenten (UD) en docent, deze laatste groep geeft onderwijs en doet geen onderzoek. Wanneer van een vast contract gesproken mag worden, heeft een nieuwe definitie gekregen. “Voorheen rekenden universiteiten een arbeidsovereenkomst van 4 jaar als vast. Nu mogen alleen contracten voor onbepaalde tijd vast contract heten”, legt Van der Starre uit. Een andere verandering is dat een jaarcontract met uitzicht op vast, meteen wordt meegerekend als vast contract. “Het moet wel heel gek lopen als een UD of UHD na een jaar niet mag blijven, vandaar deze afspraak.”
Door deze nieuwe rekenwijze en omdat er de afgelopen jaren veel UD’s zijn aangenomen, daalt het aantal tijdelijke contracten aan de Universiteit Utrecht aanzienlijk. Gekeken naar het jaar 2021 (de meest recente cijfers) betekent dit dat de UU 17,7 procent tijdelijke WP’ers in dienst had. Het gaat hier dan uitsluitend om docenten – docenten zonder onderzoekstijd dus - waarvan de UU er velen heeft met name in de studentrijke faculteiten Geesteswetenschappen en Sociale Wetenschappen. Volgens de oude cao-definitie mocht een universiteit niet meer dan 22 procent tijdelijke WP’ers in dienst hebben. De UU steeg daar iets boven uit met 23 en 24 procent. Maar omdat geen enkele universiteit zoveel tijdelijke docenten had, kreeg ze de bijnaam ‘kampioen tijdelijke contracten’.
Margot van der Starre. Foto: Arnoud Mooij, Universiteit Utrecht
Voorrang voor docenten
Om aan de nieuwe cao-afspraak te voldoen is er nog wel werk aan de winkel voor de UU. Er moeten meer vaste contacten komen. Het staat universiteiten vrij om daar eigen keuzen in te maken, zegt Van der Starre. “Sommige universiteiten zoals Leiden en Amsterdam hebben ervoor gekozen om docenten ook een vast contract te geven, maar wij hechten aan de tweebenigheid: wie een vast dienstverband krijgt, moet gepromoveerd zijn en onderwijs combineren met onderzoek. We gaan dus met name meer UD’s aannemen.”
Dat moet gaan lukken, zegt Van der Starre. De impulsgelden van de UU en de starters- en stimuleringsbeurzen van het ministerie van OCW moeten dit financieel mogelijk maken. Daardoor hebben faculteiten en met name weer de studentrijke, miljoenen extra gekregen voor onderzoekstijd zonder dat daar externe subsidies zoals bij NWO voor aangevraagd hoeven te worden. De laatste financiële rapportages laten zien dat er schot in zit: inmiddels heeft de UU meer UD’s aangenomen.
Hoewel het College van Bestuur niet van standpunt is gewijzigd over de “tweebenigheid” en de pleidooien van onder meer de Universiteitsraad en het Lokaal Overleg daarop geen invloed hebben gehad, is er tijdens de cao-onderhandelingen wel geluisterd naar een ander kritiekpunt van tijdelijke docenten. Een aantal klaagde dat zij vaak al jaren naar grote tevredenheid colleges had gegeven, maar niet in aanmerking kwam voor een positie als UD als er een vacature was. “Er blijven natuurlijk voorwaarden waaraan een UD moet voldoen. Die moet zijn gepromoveerd en zijn onderzoek moet passen bij wat er gevraagd wordt. Maar wanneer er een vacature is, dan hebben docenten die al bij ons werken, nu wel voorrang op mensen van buiten. Dat is ook opgenomen in de nieuwe cao.”
Mes snijdt aan twee kanten
De cao-onderhandelingen waren “heel leuk om te doen”, zegt Van der Starre over het spel van onderhandelen. Vanwege ziekte van een collega was zij ineens de hoofdonderhandelaar namens de universiteiten. Het eerste gesprek was op de VU in Amsterdam en bij aanvang was er een grote protestactie van 0.7, de actiegroep van tijdelijke docenten. “Daar stond ik dan als bad woman op het podium tegenover die schreeuwende massa die boe riep. Ik snap dat wel, er stond veel op het spel voor ze.”
Maar ook de universiteiten hadden wat te verliezen als er niet iets voor deze groep gedaan zou worden, zegt Van der Starre. “Wij willen ook voor jonge mensen een aantrekkelijke werkgever blijven. Dus dat er meer vaste contracten moesten komen, was ook voor ons belangrijk.”
De wens kwam niet uit de lucht vallen. “Daar zit een geschiedenis achter. We gaan niet van 0 naar 100 procent. In eerdere cao’s is dit ook onderwerp ook punt van discussie geweest en wij hebben als Utrecht onze docenten al meer zekerheid willen bieden door hen een contract voor een periode van vier jaar te geven met minimaal 3,5 dag. Tenzij ze zo’n contract zelf niet wilden, omdat ze bijvoorbeeld elders al een andere baan hebben. Praktijkdocenten bijvoorbeeld, die hebben een baan elders en komen hier enkele uren les geven. Maar het kan natuurlijk altijd beter.”
Het tweede belangrijke thema was de salarisverhoging. Aanvankelijk vroegen de bonden 14 procent, de hoogte van de inflatie. “Dat zat er gewoon niet in. We kunnen niet meer geven dan de ruimte die we van het ministerie krijgen.”