Studenten werken mee aan geheim project
Xander Bronkhorst
“Ik spaar designmeubels. In mijn kamer heb ik nu drie stoelen, waaronder één van Philippe Starck. Daarnaast werk ik op de meubelafdeling van de Bijenkorf. Dit project was me op het lijf geschreven.” Studente Kunstgeschiedenis Jadwiga Peters (21) liep de afgelopen maanden stage bij het projectbureau Rietveldmuseum. In opdracht van het stadsbestuur onderzocht dit bureau of de beroemde Utrechter Gerrit Rietveld een eigen museum verdient. Begin deze maand ging het eindrapport van de voormalig directeur van het Centraal Museum Pauline Terreehorst naar het college van B&W. Binnenkort wordt daar een discussie over verwacht.
Een festival voor Rietveld
Drie van de vijf medewerkers van Terreehorst waren stagiairs van de Universiteit Utrecht. Naast Jadwiga waren dat studente Sociale Geografie en Planologie Anneloes van Leeuwen (21) en masterstudent Cultureel Erfgoed Wouter Daemen (24). Voor deze twee studenten was meubelontwerp en architectuur veel meer een ver-van-mijn-bedshow. ‘Het huis’ en ‘de stoel’, iets anders kenden ze niet van Rietveld die samen met onder andere oprichter Theo van Doesburg en schilder Piet Mondriaan hoorde tot de Nederlandse multidisciplinaire beweging De Stijl van de vorige eeuw.
Anneloes werd benaderd door een medewerkster van het bureau tijdens een manifestatie van Hoograven Invites You, een project dat zich richtte op urban design in de achterstandswijk. De studente werkte daar in het kader van een honoursprogramma van Geowetenschappen aan mee. Wouter werd gevraagd omdat in zijn cv te lezen is dat hij ooit een artikel schreef over de FilmLiga, die zich begin deze eeuw richtte op de ontwikkeling van de kunstfilm in Nederland. “En laat Gerrit Rietveld nu één van de oprichters zijn geweest van de Utrechtse tak van de Filmliga.”
In een Rietveldhuis aan de Erasmuslaan begonnen de drie na de zomer met hun stage. Gezamenlijk organiseerden ze een dag voor bewoners van de Rietveldpanden en verder had ieder een eigen opdracht.
Voor Jadwiga had de stage vooral een meeloopkarakter.
Ze legde het totale bestand aan Rietveldhuizen in Utrecht, zo’n twintig in totaal, fotografisch vast. “Mogelijk wordt dat de aanzet tot een echt beeldarchief.” Verder maakte ze in samenwerking met de buurt en scholen een begin met de organisatie van een Rietveldfestival voor de omgeving van het Wilhelminapark. “In Chicago hebben ze elk jaar een buurtfestival rondom Frank Lloyd Wright (Guggenheim Museum in New York, red.). Aan zoiets denken we.”
De twee anderen leverden een inhoudelijke bijdrage aan het advies in wording van Terreehorst. Anneloes schreef een stuk over de relatie tussen erfgoed en toerisme en de link met stedelijke identiteit. Wouter had twee onderzoeksvragen. Hij onderzocht allereerst hoe je op internet zou kunnen communiceren over een kunstenaar. Daarnaast bekeek hij hoe een museum het beste architectuur kan laten zien. “Musea zijn steeds meer consumentgericht. Mensen willen ervaren en beleven. Een goed voorbeeld is het museum in Ieper over de Eerste Wereldoorlog. Daar krijg je een streepjescode die je – als je hem onder een scanner houdt - een persoonlijk verhaal van iemand uit de loopgraven laat horen.”
Rietveld helpt
Anneloes en Wouter moeten op de vlakte blijven over de implicaties van de stukken die ze schreven. De drie stagiairs mogen niet zeggen hoe het advies van Terreehorst er nu precies uitziet. Ze hebben daarover zelfs geheimhouding beloofd.
Duidelijk wordt wel dat het de drie na enkele maanden stage bevreemd dat Rietveld door Utrecht zo weinig wordt gebruikt als uithangbord. Jadwiga: “In het Finse Jyväskylä is een museum voor de beroemde architect Alvar Aalto. En in Glasgow is er van alles te doen rondom architect en ontwerper Charles Rennie Mackintosh. Als je in Utrecht naar de VVV stapt, kunnen ze je maar heel weinig vertellen over Rietveld.”
Anneloes: “Rotterdam gebruikt een naam als Erasmus veel beter. In Utrecht heb je een Rietveldhof, maar niemand weet waar dat ligt.” Wouter: “Als je je wilt afficheren als een jonge moderne stad en als je culturele hoofdstad van Europa wilt worden, dan kan Rietveld helpen.”
De drie studenten hebben in de afgelopen maanden waardering gekregen voor de kunstenaar. Jadwiga: Ik weet nu veel meer over hem. Dat je zonder architectenopleiding zo veel bereikt, en zo eigenzinnig je weg volgt, daar heb ik wel bewondering voor.” Anneloes vult aan: “Rietveld hield zijn ontwerpen sober, down to earth. Hij maakte dingen voor gewone mensen. Doordat ik nu zo intensief met hem in aanraking ben gekomen, ben ik meer gaan nadenken over de betekenis van kunst en architectuur. Ik heb zelfs voor het eerst een museumjaarkaart genomen.”
Wouter heeft in musea tijdgenoten van Rietveld als Van der Leck en Mondriaan opgezocht. Volgens hem is Rietveld vrij moeilijk toegankelijk te maken voor breed publiek. “Het is niet overdonderend zoals de Nachtwacht. Maar je leert begrijpen en waarderen. Vooral ook als je iets weet over zijn ideeën over wonen, bijvoorbeeld over het gebruik van ruimte en het opheffen van de grenzen tussen binnen en buiten. In feite zouden alle mensen die hun eigen huis laten bouwen eerst een bezoek aan het Rietveld Schröderhuis moeten brengen.”
Politieke en economische vlag
Toch noemt geen van de drie studenten de kennismaking met een groot kunstenaar als grootste winst van de stage bij het projectbureau. De belangrijkste eyeopener was: het van dichtbij meemaken en deel uitmaken van het proces.
Jadwiga: “We begonnen echt met helemaal niets. Met zijn allen hebben we moeten uitdenken hoe we alles zouden aanpakken. Bovendien waren veel van de dingen die we deden strikt geheim en dat geeft het ook wat extra's.” Anneloes: “Het was ook een klein team, dus je moest alles zelf doen: van je enveloppen plakken tot en met een planning opzetten.”
Maar vooral het politieke spel waarbij rekening moest worden gehouden met bewoners, culturele instellingen en vele andere belanghebbenden was voor de drie een openbaring. Wouter: “Er zijn zo veel organisaties en personen betrokken bij zo’n proces. En allemaal moeten ze op zeker moment geraadpleegd te worden, en allemaal hebben ze een verschillende aanpak nodig. Pauline sprak natuurlijk met belangrijke architecten en mensen uit de museumwereld om draagvlak te creëren voor haar plan. Maar het was voor haar minstens zo belangrijk om in contact te komen met de bewoners van de Rietveldhuizen, met buurthuizen en verenigingen, scholen en alle lagen van de Utrechtse politiek. Dat vraagt dus ook om een doordachte strategie waarbij je ook moet anticiperen op hoe de politieke en economische vlag waait.”
Stagelopen stimuleren
Jadwiga is blij dat het projectbureau haar heeft laten zien hoe het er tussen musea aan toe gaat. “Het is niet eenvoudig om een stageplek bij een regulier museum te krijgen. Heel veel studenten willen dat. Tijdens deze stage is me meerdere keren duidelijk geworden dat het een besloten wereldje is en dat mensen niet zomaar bereid zijn informatie te delen.”
Ze twijfelt nog of ze een master Cultureel Erfgoed in Utrecht wil gaan doen of toch een master in Leiden die zich meer op design richt. “Maar ik weet dankzij deze stage wel dat ik me liever iets praktisch doe, zoals het inrichten van een expositie, dan dat ik me bezighoud met onderzoek of beleidsmatige dingen.”
Het artikel dat Anneloes voor het projectbureau schreef, moet de basis gaan vormen voor haar bachelorthesis. “In mijn thesis moet ook een empirisch onderzoek verwerkt worden. Misschien dat ik dat ook voor het projectbureau kan doen als de gemeente zou besluiten dat er een vervolgtraject komt.”
De studente Sociale Geografie wist altijd al dat ze de Utrechtse master Stadsgeografie wilde gaan doen. “Maar ik ga er nu misschien wel een minor stedenbouwkunde bij doen. Rietveld had daar ook ideeën over, maar de stad Utrecht heeft hem nooit grote projecten gegund.”
Anneloes vindt overigens dat de universiteit het stagelopen wel meer zou mogen stimuleren. “Bij mijn opleiding staat het niet als optie in studiegids, terwijl je er echt heel veel van kunt leren.”
Voor Wouter Daemen staat zijn masterthesis voor de deur. “Vooral de vertaalslag van een historisch onderwerp naar het heden, interesseert me. Daarom vond ik deze stage ook zo boeiend. Maar mijn grote liefde is film. Waarschijnlijk ga ik voor mijn thesis onderzoek doen naar manieren van archiveren en presenteren van filmisch en ander audiovisueel erfgoed.”
Toch is Daemen niet van plan om Rietveld te vergeten:
“Er bestaat een boekje Rietveldmeubels om zelf te maken en mijn oom is meubelmaker, dus … Ik wil later op zijn minst een namaak Rietveld in mijn huis. Niet prettig om op te zitten, maar je moet er wat voor over hebben.”
’Je kunt wel een goed idee hebben, maar het daadwerkelijk realiseren is iets anders’”
De trekker van het project Rietveldmuseum Pauline Terreehorst is uitermate te spreken over de drie stagiairs die zij de afgelopen maanden onder haar hoede had. “Ze waren geweldig. Vooral de inventiviteit van de studenten viel me op. Ze waren werkelijk van alle markten thuis. Of het nu ging om de lay out voor een dvd-hoesje of om het schrijven van een volwaardig rapport, ze lieten een enorme zelfredzaamheid zien.”
Dat nu drie UU-studenten aan haar project hebben kunnen meewerken is voor een groot deel te danken aan Floris Tijl, stagecoördinator bij Geesteswetenschappen. Tijl is een oud-student van Terreehorst, die ooit filmtheorie in Nijmegen doceerde. “Hij was enthousiast en is meteen gaan zoeken. We wilden graag een multidisciplinair team omdat we er ook zeker van willen zijn dat ons plan breed gedragen kan worden. We hadden er graag nog een economiestudent bij willen betrekken, maar binnen die opleiding was weinig animo.”
Terreehorst zegt de studenten vanaf het begin te hebben doordrongen van de complexiteit van haar opdracht. “Je kunt wel een goed idee hebben, maar het daadwerkelijk realiseren is iets anders. Je moet dus een strategie hebben, je moet weten wanneer je iets bij wie op tafel wilt leggen. Ik ben daar steeds heel open in geweest en ik heb ze daar ook steeds bij betrokken. Ik sprak zelf met architecten en met mensen als Paul Schnabel, maar dat spiegelde met het werk van de studenten. De huidige bewoners van de Rietveldhuizen zijn bijvoorbeeld minstens zo belangrijk. Tijdens de bewonersdag die de stagiairs organiseerden in de Pastoefabriek moesten die daarom ook met alle egards ontvangen worden.”
Terreehorst is zelf na een tumultueus einde aan haar directeurschap van het Centraal Museum niet onomstreden in Utrecht. Het project Rietveldmuseum wordt ook daarom nauwlettend gevolgd. Met de stagiairs heeft ze geregeld gesproken over het werken in een ‘gevoelige omgeving’. “Waarom zou ik dat niet doen? Ze moeten zich realiseren hoe dingen gaan in de gemeentelijke politiek of in de culturele wereld. En dat ze zelf hebben moeten beloven alles binnenskamers te houden, maakte hun opdracht natuurlijk nog iets spannender.”
Gerrit Rietveld
Veel studenten en medewerkers kennen het werk van Gerrit Rietveld vooral door hun dagelijkse fietstocht van en naar De Uithof. Zij passeren dan in de Prins Hendriklaan het Rietveld Schröderhuis, misschien wel zijn bekendste ontwerp.
Gerrit Thomas Rietveld werd in 1888 in Utrecht geboren en groeide op in een gezin met drie broers en twee zusters. Na de lagere school ging hij in de leer in de meubelwerkplaats van zijn vader aan de Poortstraat in de wijk Wittevrouwen. Later werkte hij bij een edelsmid en volgde hij lessen tekenen en architectuur.
In 1917 begon Rietveld een eigen meubelmakerij aan de Adriaen van Ostadelaan. Daar ontwierp hij een serie experimentele meubels, waaronder het prototype van de wereldberoemde ‘rood-blauwe stoel’.
Vanaf 1919 was Rietveld medewerker van het tijdschrift voor moderne kunst De Stijl dat twee jaar eerder was opgericht door schilder Theo van Doesburg.
In de periode daarna ontpopte Rietveld zich tot architect. In 1924 bouwde hij het Rietveld Schröderhuis voor de jonge weduwe Truus Schröder-Schräder en haar drie kinderen. Het huis dat kenmerken van De Stijl vertoonde lag toen nog aan de rand van de stad.
De waardering voor de sobere en eenvoudige ontwerpen van Rietveld was groot, al vonden critici dat hij onvoldoende rekening hield met praktische en bouwtechnische voorwaarden.
Omdat Rietveld met Truus Schröder niet alleen professioneel maar ook privé een relatie kreeg, kwam er een verwijdering in de verhouding met zijn vrouw Vrouwgien Hadders. Samen met Vrouwgien had Rietveld zes kinderen. Het gezin woonde ondermeer boven een bioscoop op het Vreeburg.
In de Tweede Wereldoorlog was Rietveld actief in het verzet. Na de oorlog bleven nieuwe opdrachten aanvankelijk uit, maar in de jaren vijftig herleefde de belangstelling voor De Stijl. Rietveld kreeg opdrachten voor het Nederlands paviljoen voor de Biënnale in Venetië en voor het Vincent van Goghmuseum in Amsterdam. Ook werkte hij aan enkele projecten voor woningbouwverenigingen.
Rietveld stierf in 1964 in het Rietveld Schröderhuis waar hij na de dood van zijn vrouw met Truus Schröder was gaan wonen.
Anneloes van Leeuwen:
Favoriete museum: National Gallery in Londen. Het was één van de eerste musea die ik met vriendinnen bezocht en ik vond het erg bijzonder. De collectie was zo groot dat ik me moest beperken tot de Nederlandse kunst van 1600-1900.
Favoriete kunstenaar: Van Gogh. Hij was erg vooruitstrevend in zijn kunst. Daarnaast zie je in zijn werk een grote ontwikkeling terug.
Als ik zelf een museum zou opzetten: een wijkmuseum. Elke stadswijk zou een eigen museum moeten hebben, voor en door bewoners van de wijk. Zo creëer je binding met de wijk en verbeter je de onderlinge samenhang tussen bewoners. Bovendien blijven de ontwikkelingen in steden zo goed gedocumenteerd.
Favoriete Rietveld-ontwerp: de Berlijnstoel. Omdat ie zo lekker zit en er gewoon erg mooi uitziet. Hij stond in ons kantoor.
Wouter Daemen:
Favoriete museum: Deutsches Historisches Museum in Berlijn. Een prachtig museum dat de confrontatie met het pijnlijke Duitse verleden niet uit de weg gaat. Deelnemers aan het debat over de vorming van het Nationaal Museum in Nederland zouden eens bij onze oosterburen moeten gaan kijken.
Favoriete kunstenaar: Caravaggio. Zijn schilderijen pakken je bij je strot en laten je niet meer los.
Als ik zelf een museum zou opzetten: Museum voor de Italiaanse cinema in Rome. Dat blijkt er nog niet te zijn. Daar kwam ik laatst tijdens een vakantie in Rome tot mijn ontzetting achter.
Favoriete Rietveld-ontwerp: het Rietveld-Schröderhuis. Voor de hand liggend, maar daarom niet minder waar.
Jadwiga Peters:
Favoriete museum: het MoMa in New York. Alle iconen van de twintigste eeuw hangen in dat museum en zelfs het Rietveld-Schröderhuis is er als maquette te vinden.
Favoriete kunstenaar: Andy Warhol. Misschien heel cliché. Maar de dingen waar hij mee bezig was - de vercommercialisering en individualisering van de samenleving - zijn nog steeds heel actueel.
Als ik zelf een museum zou opzetten: een nieuw concept. Ik zou zelf geen traditioneel ingeslapen museum willen opzetten. Het is tijd voor een nieuw concept. Ik zou graag een combinatie van verschillende disciplines maken. Dus niet alleen aandacht voor beeldende kunst, architectuur of design.
Favoriete Rietveld-ontwerp: de aluminium stoel. Rietveld was toen al bezig met prefab, De stoel bestond uit één stuk aluminium dat werd gebogen. Voor die tijd was dat erg vooruitstrevend.